H/M2 - samenstellingen, samentrekking, apostrof

Goedemorgen! 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen! 

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Poëzie
  • Huiswerk nakijken
  • Spelling herhalen
  • Woordenschat herhalen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 4 - Slide

Opdracht 2 p.91
1 aandrijven = in beweging brengen
2 genereren = voortbrengen
3 hullen in = mee omwikkelen, aankleden
4 iconisch = beeldbepalend
5 identiek = precies hetzelfde
6 reservoir (het) = bewaarplaats van een voorraad vloeistof of gas
7 voorbode (de) = voorteken
8 vuistregel (de) = algemene regel die je in de meeste gevallen kunt toepassen
9 wagen = iets durven doen
10 zich onderwerpen aan = gehoorzamen

Slide 5 - Slide

Je schrijft -(e)n als...
het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -n of -en heeft

Dus: pan + koek = pannenkoek

Slide 6 - Slide

Je schrijft geen -n als...
het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft

Dus: rijst + pap = rijstepap

Slide 7 - Slide

Je schrijft geen -n als...
het eerste deel van de samenstelling alleen een meervoud op     -s heeft

Dus: asperge + schiller = aspergeschiller 

Slide 8 - Slide

Je schrijft geen -n als...
het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -s en -n heeft

Dus: keuze + menu = keuzemenu

Slide 9 - Slide

Je schrijft geen -n als...
het eerste deel van de samenstelling een werkwoord of versterkend woord is

Dus: beer + sterk = beresterk

Slide 10 - Slide

Je schrijft geen -n als...
het eerste deel van de samenstelling een unieke persoon of zaak is

Dus: maan + schijn = maneschijn

Slide 11 - Slide

Je schrijft geen -n als...
het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling. Soms lijkt het woord een samenstelling, maar is het dat nooit geweest. 
Dus: haan + poten = hanepoten

Slide 12 - Slide

Je schrijft -s als...
Je die klank hoort. Als het moeilijk te horen is, vervang je het tweede deel van de samenstelling door een ander woord.
Dus: lieveling + schrijver = lievelingsschrijver
Want: lieveling + dier = lievelingsdier en niet lievelingdier

Slide 13 - Slide

Samentrekking

Slide 14 - Slide

Samentrekking
Als een deel van een samenstelling twee keer achter elkaar voorkomt, kun je het één keer weglaten door middel van een weglatingsstreepje

Als je dit doet, ontstaat er een samentrekking


Slide 15 - Slide

Samentrekking
Je hebt geen weglatingsstreepje nodig als de samentrekking binnen een woordgroep is (i.p.v. op woordniveau)
Dus: oude auto's en nieuwe auto's --> oude en nieuwe auto's

Als je een samentrekking maakt van een samenstelling en een woordgroep, heb je alleen een weglatingsstreepje nodig als je een deel van de samenstelling weglaat
Dus: basisschool en middelbare school --> basis- en middelbare school/ middelbare en basisschool

Slide 16 - Slide

Zomertijd + wintertijd
A
Zomertijd en -tijd
B
Zomer- en wintertijd
C
Zomertijd- en wintertijd

Slide 17 - Quiz

Doorgaand verkeer + bestemmingsverkeer
A
Doorgaand- en bestemmingsverkeer
B
Doorgaand verkeer en -verkeer
C
Doorgaand en bestemmingsverkeer

Slide 18 - Quiz

Apostrof
  • Bij het meervoud van zelfstandige naamwoorden op -a, -i, -o, -u, of -y (met een medeklinker voor de y) --> taxi's
  • Bij het meervoud van letters en afkortingen --> mp3's
  • Bij het verkleinwoord van letters, cijfers, afkortingen en woorden die eindigen op een -y (met een medeklinker ervoor) --> baby'tje, dvd'tje, a4'tje
  •  Bij achtervoegsels van afkortingen --> sms'en
  • Bij woorden waarbij je letters weglaat --> 's avonds, jus d'orange

Slide 19 - Slide

Opdracht 3
Gebruik je bij jouw naam een apostrof? 
Vul je eigen naam in: ..... mobiel
(Bijvoorbeeld: Vera's mobiel)

Slide 20 - Slide

Gebruik je bij jouw naam een apostrof? Vul in: ……. mobiel
(bijvoorbeeld: Vera's mobiel)

Slide 21 - Open question

Woordenschat herhalen
Wat weten jullie nog van de vorige keer? 

Slide 22 - Slide

Wat betekent 'essentieel'
A
Verplicht
B
Heel belangrijk
C
Met veel emotie
D
Bijzonder

Slide 23 - Quiz

Wat betekent 'gehalte'
A
Harnas
B
Bescherming
C
Hoeveelheid
D
Tekort

Slide 24 - Quiz

Wat betekent 'ogenschijnlijk'
A
Zeker
B
Zoals het lijkt (maar waarschijnlijk niet zo is)
C
Blijkbaar
D
Waarschijnlijk

Slide 25 - Quiz

Wat betekent 'verschaffen'
A
Geven
B
Uitdelen
C
Verplichten
D
Lunchen

Slide 26 - Quiz