4.4/4.5/4.6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 4.4 t/m 4.6
1.	Lesopening
2.	Lesdoel
3.	Arrangementen + mini-check
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz. 165.

2. Lesdoel 

Aan het eind van deze les:

- kun je de PV, het WWG, het OND en het LV in een zin benoemen

- kun je de PV, het hele werkwoord en het VDW uit de zin halen. 

- kun je de zelfstandige naamwoorden en de lidwoorden in een zin benoemen. 

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.

Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 7 op blz. 165 t/m 167.

Namen lln

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Namen lln

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

Namen lln

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

De drie lidwoorden zijn:

1. vaak, en, de
2. een, het, op
3. de, het, een
4. de, het, aan

Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?

1. Lopen, werken, stoel, slager
2. Karien, lopen, slager, telefoon
3. Karien, stoel, slager, telefoon
4. Karien, werken, lopen, telefoon

Noteer uit onderstaande zin de PV, het WWG, het OND + het LV. Zit iets er niet in, zet dan een x.
De zanger heeft een nieuwe cd opgenomen.

Wie maakt wat?

Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 1 t/m 7 op blz. 165 t/m 167.

De rest doet mee met de instructie. 

4. Instructie

Lees en kijk mee naar de volgende dia's. 

PV vind je door:

- de zin vragend maken.

- de tijdproef toe te passen.

WWG:

- alle werkwoorden in de zin!

dit bestaat uit/kan bestaan uit;

pv + hele werkwoord + voltooid deelwoord

                  -en                          ge-/be-/ver-/ont-

Noteer de PV + het WWG uit de zin:
De bakker heeft lekkere vlaai gemaakt.

Noteer de PV + het WWG uit de zin:
Mama heeft de rekening betaald.

OND:

wie of wat iets doet in de zin. 

Stel jezelf de vraag: wie/wat + wwg.

Bijvoorbeeld; ik ben naar het station gefietst. 

PV: ben

WWG: ben gefietst

OND: wie/wat ben gefietst? --> Antwoord = ik, dus ik is het OND. 

Noteer het OND uit de zin:
De bakker heeft lekkere vlaai gemaakt.

Noteer het OND uit de zin:
Mama heeft de rekening betaald.

LV

Stel jezelf de vraag: wie/wat + wwg + ond

Bijvoorbeeld; ruimen de leerlingen hun spullen op? 

PV: ruimen

WWG: ruimen op

OND: de leerlingen

LV: wie/wat ruimen de lln op? --> antwoord = hun spullen. 

Noteer het LV uit de zin:
De bakker heeft lekkere vlaai gemaakt.

Noteer het OND uit de zin:
Mama heeft de rekening betaald.

Een zin kun je verdelen in losse woorden.

Die woorden kun je allemaal een naam geven.

Sommigen krijgen dezelfde naam.

Dit heet een woordsoort.

Lidwoord: ( LW)

de, het, een

Staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoord: ( ZN)

namen van:

mensen, dieren, dingen, planten en eigen namen.

• Een zelfstandig naamwoord kun je in het meervoud zetten.
• Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten.
• Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen.

Noteer alle ZNW uit de zin:
De leerlingen maken een lekker gerecht.

Noteer alle lidwoorden uit de zin:
De leerlingen maken een lekker gerecht.

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Namen lln, jullie maken zelfstandig opdracht 1 t/m 7 op 

blz. 165 t/m 167. 

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? Namen lln of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 6.

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig:

V: les 4.4 t/m 4.6, blz. 165 t/m 167, opdr. 1 t/m 7 --> Niemand

B: les 4.4 t/m 4.6, blz. 165 t/m 167, opdr. 1 t/m 7 --> namen lln

I: les 4.4 t/m 4.6, blz. 165 t/m 167, opdr. 1 t/m 7 --> namen lln 

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna ga je in stilte lezen of een woordzoeker maken. 

7. Evaluatie

Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 

Welke woord in de zin is een zelfstandig naamwoord?

Een mooi nieuw mobieltje

1. mooi
2. mobieltje
3. nieuw
4. een

Welk woord in deze zin is het zelfstandig naamwoord?

De oude versleten bus.

1. de
2. oude
3. versleten
4. bus

Wat is het zelfstandig naamwoord in de onderstaande zin?
Ik heb een broodje gegeten.

1. heb
2. broodje
3. een
4. gegeten

Huiswerk & Toetsen

Huiswerk: 

...dag .. maand

4.4 t/m 4.6 opdracht 1 t/m 7

Toetsen: 

...

geen

Afsluiting

Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................