4A - Les 5 - Sociale ongelijkheid

Starttaak: hoeveel dominante culturen zijn er in Nederland
A
1, de Nederlandse
B
2, de Nederlandse en Belgische
C
3, de Nederlandse, Belgische en Islamitische
D
4, de Nederlandse, Belgische, Islamitische en Friese
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Starttaak: hoeveel dominante culturen zijn er in Nederland
A
1, de Nederlandse
B
2, de Nederlandse en Belgische
C
3, de Nederlandse, Belgische en Islamitische
D
4, de Nederlandse, Belgische, Islamitische en Friese

Slide 1 - Quiz

Starttaak: waarom is cultuur een belangrijk onderdeel van het socialisatieproces? Gebruik het woord cultuuroverdracht in je antwoord.

Slide 2 - Open question

Sociale ongelijkheid

Slide 3 - Slide

Lesplanning
Wat:
Tijd:
Welkom + huiswerkcontrole + strarttaak
3 min.
Leerdoel
* Je kunt uitleggen hoe een maatschappelijke positie tot stand komt
* Je kunt uitleggen wat sociale ongelijkheid is
2 min.
Instructie + aan de slag
* Sociale ongelijkheid: spel
* Sociale ongelijkheid: uitleg
* Sociale ongelijkheid: video


20 min.


10 min.
Afsluiting
* Check lesdoel(en)
* Huiswerk

5 min.
Verdiept
* P5, opdracht 2, 3, 9 en Test J
*
Basis
* P5, opdracht 2, 3, 9 en Test J
*
Intensief
* P5, opdracht 2, 3
* P5, opdracht 9 en Test J

Slide 4 - Slide

Spel
  • Je krijgt een kaartje. Leef je in in die persoon
  • We gaan naar de gang. We gaan allemaal op een rij staan met je rug tegen de kluisjes
  • Ik stel een vraag. Als je die vraag met ja kunt beantwoorden, zet je een stapje naar voren.
  • Dat doen we tot alle vragen zijn gesteld

Slide 5 - Slide

Begrippen
  • Sociale ongelijkheid = als mensen ongelijke kansen hebben door verschil in geld, kennis of kansen 
  • Maatschappelijke positie = plek die je inneemt in de samenleving, op basis van je inkomen, opleiding en/of beroep.
  • Kansarm = Minder kansen hebben voor verbetering van je maatschappelijke positie.
  • Kansrijk = Minder kansen hebben voor verbetering van je maatschappelijke positie

Slide 6 - Slide

Video
https://www.demorgen.be/redactie/2023/dekloof/

Slide 7 - Slide

Als ouders niet in Europa geboren zijn, dan zijn kinderen vaak
A
Kansrijk
B
Kansarm

Slide 8 - Quiz

Als beide ouders een goede baan hebben, dan zijn hun kinderen vaak
A
Kansrijk
B
Kansarm

Slide 9 - Quiz

Als je vanuit de overheid een uitkering krijgt, dan ben je
A
Kansrijker
B
Kansarmer

Slide 10 - Quiz

Lesplanning
Wat:
Tijd:
Welkom + huiswerkcontrole + strarttaak
3 min.
Leerdoel
* Je kunt uitleggen hoe een maatschappelijke positie tot stand komt
* Je kunt uitleggen wat sociale ongelijkheid is
2 min.
Instructie + aan de slag
* Sociale ongelijkheid: spel
* Sociale ongelijkheid: uitleg
* Sociale ongelijkheid: video


20 min.


10 min.
Afsluiting
* Check lesdoel(en)
* Huiswerk

5 min.
Verdiept
* P5, opdracht 2, 3, 9 en Test J
*
Basis
* P5, opdracht 2, 3, 9 en Test J
*
Intensief
* P5, opdracht 2, 3
* P5, opdracht 9 en Test J

Slide 11 - Slide

Met sociale ongelijkheid bedoelen we:
A
Mensen verschillen van elkaar door geld, kennis en kansen.
B
Mensen verschillen van elkaar door opleiding en beroep.
C
De maatschappelijke positie die je hebt.
D
Mensen verschillen van elkaar door afkomst en uiterlijk.

Slide 12 - Quiz

Een maatschappelijke positie ontstaat door:
A
Opleiding, uiterlijk en beroep.
B
Opleiding, beroep en inkomen.
C
Inkomen, opleiding en je sport.
D
Je socialisatie, functie en levensstijl.

Slide 13 - Quiz

Wat is een voorbeeld van kansrijk zijn?
A
Regelmatig op vakantie te gaan.
B
Na het behalen van de middelbare school ga je werken.
C
Je hebt een fijne thuissituatie, je ouders stimuleren je om verder te komen.
D
Vanwege je uiterlijk word je niet aangenomen voor je droombaan.

Slide 14 - Quiz

Huiswerk
* Hoofdstuk socialisatie, Paragraaf 5, Sociale ongelijkheid:       
   Opdracht 2, 3, 9 en Test J

Slide 15 - Slide