This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhalen tijdvak 6
Slide 1 - Slide
Paragraaf 3.1 - Machthebbers in Europa
Slide 2 - Slide
Wat betekent absolutisme?
A
Een vorst met alle macht.
B
Een koning die wetten en regels alleen maakt.
C
Regeringssysteem waarin de vorst onbeperkte macht heeft
Slide 3 - Quiz
Waarom is Lodewijk XIV een goed voorbeeld van een absolute vorst?
Slide 4 - Open question
Paragraaf 3.2 - Nederland en Europa
Slide 5 - Slide
Netwerk tussen steden
Verstedelijking
Bevolkingsgroei
Oorzaken
Gevolgen
Handel
Landbouw
Nijverheid
Werkgelegenheid
Bloeiende economie
Grachtengordels
Slide 6 - Drag question
De 17de eeuw wordt ook wel de Gouden Eeuw genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat is het verschil tussen volkenrecht en oorlogsrecht?
Slide 8 - Open question
Met welke landen was Nederland in oorlog en hoe heette deze oorlogen?
A
Met Frankrijk in het Rampjaar
B
Met Engeland in het Rampjaar en tijdens de zeeoorlogen
C
Met Frankrijk, Engeland en de bisschoppen van Keulen en Münster tijdens het Rampjaar
D
Met de bisschoppen van Keulen en Münster tijdens de zeeoorlogen
Slide 9 - Quiz
Paragraaf 3.3 - Europa en de wereld
Slide 10 - Slide
Hoe ontstond de wereldeconomie?
A
Door het toenemende aanbod van producten uit Azië en Amerika.
B
Doordat handelaren meer handel dreven met Azië en Amerika.
C
Door de stijgende vraag naar producten uit Azië en Amerika.
Slide 11 - Quiz
Leg uit waarom de volgende stelling juist of onjuist is. Door de stijgende vraag uit Europa naar producten uit Azië en Amerika, ontstond de slavernij.
Slide 12 - Open question
Waarom gingen de VOC en WIC over op slavernij?
A
Ze hadden niet genoeg werknemers om de gewassen allemaal zelf te verbouwen.
B
Ze hadden mensen nodig om op de plantages gewassen te verbouwen.
C
De inheemse bevolking wilde de producten niet voor de bedrijven verbouwen.
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Van Europa naar Afrika
Van Afrika naar Amerika
Van Amerika naar Europa
Slaven
Wapens
Luxe goederen
Suiker
Koffie
Goud en zilver
Textiel
Cacao
Slide 15 - Drag question
Paragraaf 3.4 - De stedelijke cultuur van Nederland
Slide 16 - Slide
Kijk naar de afbeelding hiernaast. Welk effect had de welvaart op de kunst in Nederland?
Slide 17 - Open question
Waarom werden in Nederland geen schilderijen gemaakt voor de kerk of koning?
A
In Nederland was de koning niet rijk genoeg om schilderijen van zichzelf te laten maken.
B
In Nederland was er geen koning.
C
De katholieke kerk had niet genoeg macht om schilderijen te laten maken.
D
De calvinistische kerk (protestantse kerk) liet geen schilderijen maken, want ze waren voor soberheid.
Slide 18 - Quiz
Leg uit waarom de volgende stelling juist of onjuist is. In Nederland mocht je in elk geloof (zoals katholicisme) geloven en dat ook in het openbaar laten zien.
Slide 19 - Open question
oorlogsgeweld in de zuidelijke Nederlanden
Armoede
Pushfactoren
Pullfactoren
Veel welvaart en werkgelegenheid in de Republiek
Veiligheid in de Republiek (geen oorlog)
Gewetens- en geloofsvrijheid in de Republiek
Geloofsvervolgingen in Frankrijk, Spanje en Portugal.
Slide 20 - Drag question
Paragraaf 3.5 - Wetenschap en techniek
Slide 21 - Slide
Waarom werden in de 17de eeuw de teksten van de Griekse filosofen en die in de Bijbel stonden in twijfel getrokken?
A
De protestanten gaven aan dat de teksten in de katholieke Bijbel niet klopten.
B
De koningen door heel Europa verboden om de Bijbel te lezen en zette in op wetenschappers.
C
Wetenschappers hadden ontdekt dat veel van de teksten, zoals die in de Bijbel stonden, niet klopten.
Slide 22 - Quiz
Wat was het voordeel van het oprichten van academies van wetenschappen?
A
Het leidde tot meer landbouwgrond (inpolderen)
B
Het leidde tot meer praktische toepassingen
C
Het leidde tot meer uitvingen, zoals het slingeruurwerk
Slide 23 - Quiz
Grachtengordel
Gouverneur-generaal
Immigrant
Gedogen
Toelaten
Hoogste bestuurder
Deel van Amsterdam langs de grachten uit de 17de eeuw
Iemand die verhuist vanuit een ander land
Slide 24 - Drag question
Kapitalisme (geld in bedrijven steken) waarbij handelaren de leiding hadden in de economie
Handelskapitalisme
Factorij
Gewetensvrijheid
Academie
Handelspost met kantoren en pakhuizen
Recht om te geloven wat je wilt
Organisatie waar wetenschap wordt beoefend
Slide 25 - Drag question
Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃
Slide 26 - Poll
Wat heb je geleerd deze les? Schrijf het op in minimaal drie hele zinnen.
Slide 27 - Open question
Hoe ga je leren voor geschiedenis? Schrijf minimaal twee manieren op.