Talent 3V H2.4 Samengestelde zinnen ontleden

Samengestelde zinnen ontleden
Het benoemen van hoofd- en bijzinnen:
lijdendvoorwerpszin
bijwoordelijke bijzin
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samengestelde zinnen ontleden
Het benoemen van hoofd- en bijzinnen:
lijdendvoorwerpszin
bijwoordelijke bijzin

Slide 1 - Slide

Doelen van de les
1. Je kan hoofdzinnen en bijzinnen aanwijzen in een zin.
2. Je kan bijzinnen als volgt benoemen:
  • lijdendvoorwerpszin
  • bijwoordelijke bijzin

Slide 2 - Slide

Weet je het nog?
Samengestelde zin = een zin met twee of meer persoonsvormen:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.

Slide 3 - Slide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:


Slide 4 - Slide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
* Ik niet ging naar het dorp en ik niet kocht daar een ijsje.


Slide 5 - Slide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
* Toen ik gisteren niet naar het dorp ging, kocht niet ik daar een ijsje.


Slide 6 - Slide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
    Hoofdzin                         + Hoofdzin
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
     Bijzin                                                             + Hoofdzin


Slide 7 - Slide

Weet je het nog: Nee?
Als je het na deze uitleg nog steeds niet meer zo goed weet of snapt, kijk dan het filmpje in de volgende slide. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Weet je het nog: Ja?
Als je het weer helemaal weet en snapt, laat je dat even zien in de volgende oefening:

Slide 10 - Slide

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, maar zij horen hem niet.
A
Karel roept naar zijn klasgenoten
B
maar zij horen hem niet
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 11 - Quiz

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, dat ze zijn tas moeten meenemen.
A
Karel riep naar zijn klasgenoten
B
dat ze zijn tas moeten meenemen
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 12 - Quiz

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Omdat het eindelijk droog is, kan ik naar de supermarkt
A
Omdat het eindelijk droog is
B
kan ik naar de supermarkt
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 13 - Quiz

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Ik vroeg je of je worst lust.
A
Ik vroeg je
B
of je worst lust
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 14 - Quiz

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Kom je vanavond of kom je vanmiddag?
A
Kom je vanavond
B
of kom je vanmiddag?
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 15 - Quiz

Gelukt? Mooi!
Dan gaan we nu verder met het benoemen van de bijzinnen.
(Als je fouten hebt gemaakt, dan is dat geen probleem, maar steek dan wel even je hand omhoog).

Slide 16 - Slide

Benoemen van bijzinnen.
Kijk het filmpje op de volgende slide over het benoemen van bijzinnen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Lijdendvoorwerpszin (LV-zin)
  • Een bijzin die het lijdend voorwerp is in een samengestelde zin begint vaak met dat of of.
  • Een lijdendvoorwerpszin kun je vervangen  door bijvoorbeeld iets.

Ze besloot dat ze dit weekend haar kamer zou gaan inrichten.
Ze besloot iets.
Ik vraag me af of de vakantie naar Canada doorgaat.
Ik vraag me iets af.





Slide 19 - Slide

voorlopig lijdend voorwerp
Soms staat in de hoofdzin het lijdend voorwerp het, dat verwijst naar de lijdendvoorwerpszin die volgt. Dat het heet dan het voorlopig lijdend voorwerp.

hoofdzin                      bijzin
[Hij vond het fijn] [dat hij goed kon tekenen].
                     II                               II
               voorl. lv         lijdendvoorwerpszin

Slide 20 - Slide

Bijwoordelijke bijzin (BWB-zin)
De hele bijzin is een bijwoordelijke bepaling van de hoofdzin. 
De bijwoordelijke bepaling kun je bijvoorbeeld vervangen door toen, op dat moment, toch, ondanks dat, dan, in dat geval, daarom.
Doordat hij veel oefende, kon hij steeds beter tekenen.
Daardoor kon hij steeds beter tekenen.

Slide 21 - Slide

Ook als het regent, kunnen de wedstrijden doorgaan.
A
LV-zin
B
LV
C
BWB-zin
D
BWB

Slide 22 - Quiz

Ik weet, hoe het gekomen is.
A
LV-zin
B
LV
C
BWB-zin
D
BWB

Slide 23 - Quiz

Hij komt, als hij zijn werk af heeft.
A
LV-zin
B
LV
C
BWB-zin
D
BWB

Slide 24 - Quiz

Mijn zus schrijft een brief.
A
LV-zin
B
LV
C
BWB-zin
D
BWB

Slide 25 - Quiz

Om vier uur barstte het onweer los.
A
LV-zin
B
LV
C
BWB-zin
D
BWB

Slide 26 - Quiz

Hij vertelt wat hij gezien heeft.
A
LV-zin
B
LV
C
BWB-zin
D
BWB

Slide 27 - Quiz

Check: heb je de doelen van de les behaald?
1. Je kan hoofdzinnen en bijzinnen aanwijzen in een zin.
2. Je kan bijzinnen als volgt benoemen:
  • lijdendvoorwerpszin
  • bijwoordelijke bijzin

Slide 28 - Slide