Samengestelde zinnen ontleden

Samengestelde zinnen ontleden
Het benoemen van hoofd- en bijzinnen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samengestelde zinnen ontleden
Het benoemen van hoofd- en bijzinnen

Slide 1 - Slide

Doelen van de les
Herhaling van periode 2
1. Je kan hoofdzinnen en bijzinnen aanwijzen in een zin.
2. Je kan bijzinnen als volgt benoemen:
  • onderwerpszin
  • lijdend voorwerpszin
  • meewerkendvoorwerpszin
  • bijwoordelijke bijzin
  • gezegdezin

Slide 2 - Slide

Weet je het nog?
Samengestelde zin = een zin met twee of meer persoonsvormen:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.

Slide 3 - Slide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:


Slide 4 - Slide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
* Ik niet ging naar het dorp en ik niet kocht daar een ijsje.


Slide 5 - Slide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
* Toen ik gisteren niet naar het dorp ging, kocht niet ik daar een ijsje.


Slide 6 - Slide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
    Hoofdzin                         + Hoofdzin
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
     Bijzin                                                             + Hoofdzin


Slide 7 - Slide

Weet je het nog: Nee?
Als je het na deze uitleg nog steeds niet meer zo goed weet of snapt, kijk dan de eerste twee minuten van het filmpje in de volgende slide. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Weet je het nog: Ja?
Als je het weer helemaal weet en snapt, laat je dat even zien in de volgende oefening:

Slide 10 - Slide

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, maar zij horen hem niet.
A
Karel roept naar zijn klasgenoten
B
maar zij horen hem niet
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 11 - Quiz

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, dat ze zijn tas moeten meenemen.
A
Karel riep naar zijn klasgenoten
B
dat ze zijn tas moeten meenemen
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 12 - Quiz

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Omdat het eindelijk droog is, kan ik naar de supermarkt
A
Omdat het eindelijk droog is
B
kan ik naar de supermarkt
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 13 - Quiz

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Ik vroeg je of je worst lust.
A
Ik vroeg je
B
of je worst lust
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 14 - Quiz

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Kom je vanavond of kom je vanmiddag?
A
Kom je vanavond
B
of kom je vanmiddag?
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 15 - Quiz

Gelukt? Mooi!
Dan gaan we nu verder met het benoemen van de bijzinnen.
(Als je fouten hebt gemaakt, dan is dat geen probleem, maar steek dan wel even je hand omhoog).

Slide 16 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Kijk het filmpje op de volgende slide over het benoemen van bijzinnen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Weet je het weer?
Er volgt nu weer een oefening. 
Als je iets niet snapt tijdens de oefening (of ervoor): 
  • bekijk dan eerst de hulp die beschikbaar is.
  • Als dit niet genoeg is, vraag dan hulp aan je buurman of          -vrouw.
  • Als die het ook niet snapt, steek dan je hand omhoog.

Slide 19 - Slide

Benoem de bijzin:
1. Wie de wedstrijd wint, wordt zeker kampioen.

Slide 20 - Open question

Benoem de bijzin:
2. Haar reactie was helaas zoals ik voorspeld had.

Slide 21 - Open question

Benoem de bijzin:
3. Als het dooit, kunnen de schaatswedstrijden niet doorgaan.

Slide 22 - Open question

Benoem de bijzin:
4. Ik kan me dat niet voorstellen.

Slide 23 - Open question

Benoem de bijzin:
5. Wie snel wil verbeteren, kan ik dit trucje aanraden.

Slide 24 - Open question

Check: heb je de doelen van de les behaald?
Herhaling van periode 2
1. Je kan hoofdzinnen en bijzinnen aanwijzen in een zin.
2. Je kan bijzinnen als volgt benoemen:
  • onderwerpszin
  • lijdend voorwerpszin
  • meewerkendvoorwerpszin
  • bijwoordelijke bijzin
  • gezegdezin

Slide 25 - Slide

Klaar!

Slide 26 - Slide