Les 19 18 januari 2025

Les 19 18 januari 2025
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 19 18 januari 2025

Slide 1 - Slide

L18 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het oefenen?

2. Cursus 7 Spelling: herhalen par 1 t/m 4 
3. Nieuw: Cursus 6 Formuleren §1 Zinnen begrenzen 
4. Online toets om 13.40.  

5. lesafsluiting

Slide 2 - Slide

Cursus 7 Spelling
Herhaling par 1 t/m 4

Slide 3 - Slide

Hoe zat het ook alweer met...
Bijvoeglijke naamwoorden.... 

Heb je altijd een korte vorm en een lange vorm bij een bijvoeglijk naamwoord? 
Hoe maak je (vaak) de lange vorm van een bijvoeglijke naamwoord?  



Slide 4 - Slide

Hoe zat het ook alweer met...
Bijvoeglijke naamwoorden.... 

Wanneer gebruik je de korte vorm? 

Hoe zat het ook alweer met stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 5 - Slide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk nw?

Je [industrieel] ontwerp is heel goed gelukt.
A
Industriele
B
industrieel
C
industriële
D
industrieële

Slide 6 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk nw?

Heb je wel eens een [industrieel] ontwerp gemaakt?
A
Industriele
B
industrieel
C
industriële
D
industrieële

Slide 7 - Quiz



Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?

  • Je plakt een -e achter het woord: mooi -> mooie (lange vorm)

  • Soms verandert het woord niet: korte vorm
  • Korte vorm gebruik je als (1) het bijv. nw. achter het zelfstandig naamwoord staat -> Dat is huis is prachtig.
  • Korte vorm gebruik je als (2) je bij de 'een-vorm' van een 'het-woord'
    -> een mooi meisje
    -> een heerlijk gerecht




Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen vaak met -en
    -> ijzeren
    -> gouden


  • Maar let op met moderne & buitenlandse stoffen en materialen! Zij krijgen geen extra -e of -en
    -> plastic stoel
    -> carbon frame
    -> corduroy broek






Slide 9 - Slide

Hoe zat het ook alweer met...
Meervouden.... 

Op welke manieren maken we vaak een meervoudsvorm? 
Let op woorden die eindigen op ie of ee.  Waarom?
Let op woorden die eindigen op a, i, o, u, y.  Waarom? 

Slide 10 - Slide

Hoe zat het ook alweer met...
Verkleinwoorden.... 
Op welke manieren schrijven we vaak een verkleinwoord? 
Let op woorden die eindigen op -a, -o, é of -u.   Waarom?
Let op woorden die eindigen op -ng.   Waarom? 
Let op woorden die eindigen op y.   Waarom?
Let op woorden die eindigen op i.    Waarom? 

Slide 11 - Slide

Meervoud
Regel:
let op: 
voeg en toe
vriend - vrienden
voeg en toe
Als een woord meerdere lettergrepen heeft, verdubbel je de medeklinker na een korte klank: 
pet - petten 
kat - katten
voeg en toe en laat een a, e, o, of u weg: 
Een lange klinker in een open lettergreep schrijf je vaak met één letter. 
aap - apen, 
uur - uren 
maan - manen
voeg s toe
appel - appels
voeg -eren toe
kind - kinderen

Slide 12 - Slide

Meervoud
Je...
regel
Woorden op ee of ie met klemtoon op laatste lettergreep
zet ën achter de ev vorm. 
knie - knieën
woorden met ee of ie met klemtoon op eerdere lettergrepen
zet een n achter de ev vorm en een trema op de e! 
porie - poriën
Woorden die eindigen op f of s
soms de laatste letter in het meervoud veranderen in -v of z
brief - brieven
grens - grenzen
Woorden de eindigen op:
o u i a y
schrijf een apostrof + s (maar niet altijd, let op de uitspraak). 
LET OP: In het Engels wordt er voor meervouden nooit een apostrof gebruikt. 
baby - baby's
radio - radio' s            
(niet: spray - sprays)

ja

Slide 13 - Slide

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal      =       -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 14 - Slide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met -m : boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o, é of -u                 opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
  6. Woorden op i: kiwi
  7. korte klanken -> soms lang
Regel met voorbeeld
  • -pje  : boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje,coupeetje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje
  •  i verandert in ie: Kiwietje
  • blad - blaadje

Slide 15 - Slide

Cursus 7 Spelling
Werkwoordspelling: Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd

Slide 16 - Slide

Cursus 6: Formuleren H. 1

Slide 17 - Slide

Formuleren
Wat gaan we doen?

  • Lesdoel
  • H6 Formuleren:
zinnen correct begrenzen
  • Evaluatie

Slide 18 - Slide

Uit hoeveel zinnen bestaat deze tekst?
Bijzondere dierenvriendschap
een vriendschap tussen een grizzlybeer en een kat is niet alledaags maar wel mooi om te zien beide dieren zijn weesjes het katertje werd helemaal alleen in belabberde conditie gevonden nadat moederbeer was overreden door een trein kwam het grizzlywelpje erbij kat en beer sloten vriendschap en eten slapen en spelen nu altijd samen is dat niet prachtig

Naar: feliscatus.nl, op 22 september 2015

Slide 19 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je...

... verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Slide 20 - Slide

Formuleren: zinnen begrenzen
Boek blz. 230>>>>>> Groene tekst

Slide 21 - Slide

Voorbeelden
1. Piet en Jan doen veel leuke dingen. Ze hebben het gezellig samen.
2. Piet en Jan doen veel leuke dingen, want ze hebben het gezellig samen.
3. Piet en Jan doen veel leuke dingen, omdat ze het gezellig samen hebben.
4. Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, hebben zij het gezellig samen.

Slide 22 - Slide

Verbindingswoorden
Voor de volgende verbindingswoorden zet je in het algemeen een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Je zet geen komma voor en en of .

Slide 23 - Slide

Succes!!!

Slide 24 - Slide

Leestekens

Slide 25 - Slide

Zet je achter een zin.
Zet je achter een vraagzin.
Tussen 2 persoonsvormen.

Punt
Vraagteken
Komma

Slide 26 - Slide

Evaluatie
Kun je nu ...

... verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen?

Slide 27 - Slide

Kies uit:

Wat zijn verbindingswoorden?
A
of, want, ik, hij
B
tafelpoot, stoelendans, kamerscherm
C
maar, want, omdat, en, of

Slide 28 - Quiz

Wat wordt bedoeld met interpunctie?
A
het gebruiken van werkwoorden
B
het gebruiken van leestekens
C
het gebruiken van lidwoorden
D
het gebruiken van synoniemen

Slide 29 - Quiz

Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Na een verbindingswoord
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 30 - Quiz

Lesafsluiting
Volgende week weer een fysieke les op st Conleth's. 

Het huiswerk voor deze week is
 ▪ Lees in je leesboek  
 ▪ Herhaal spelling §1-§4 en §7 om je voor te bereiden op een dictee die we volgende week gaan doen. Het dictee zal gaan over de woordjes in die teksten, en we gaan ook wat zinnen formuleren. 


Tot volgende week op st Conleth's


  
  

Slide 31 - Slide