Argumentatieschema: voor- en nadelen
Voordelen worden vergeleken met nadelen. Op basis daarvan wordt een oordeel uitgesproken. Ook alleen een voordeel of alleen een nadeel hoort hierbij.
Voorbeeld:
Als je 4 havo overdoet, dan krijg je wel een goede basis om in 5 havo met goede cijfers te slagen. Daar staat tegenover dat je het weliswaar heel zwaar krijgt als je overgaat naar 5 havo, maar dat je toch ook een kans hebt dat je meteen slaagt. (argumenten) Als ik jou was, zou ik het proberen in 5 havo. (standpunt)