UMCG 5 december

UMCG
Voltooid deelwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

UMCG
Voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Vandaag
Deel 1 (totaal 45 minuten): Dictee
Uitleg voltooid deelwoord
Nakijken 
Oefenen ww spelling in DOOR Nederlands 
Deel 2 (40 minuten): Korte terugblik examentraining + zelftoets
Kijken en luisteren in DOOR Nederlands

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
Kun je het voltooid deelwoord goed schrijven.
Heb je verder geoefend met werkwoordspelling in de tegenwoordige en verleden tijd en met het voltooid deelwoord.
Heb je geoefend met luisteren en kijken.

Slide 3 - Slide

Dictee

Slide 4 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
De werkwoorden in tegenwoordige tijd en verleden tijd kunnen van tijd veranderen (persoonsvorm):
Ik werk vandaag. - Ik werkte vandaag.
Zij loopt naar de foyer. - Zij liep naar de foyer.
Hij verbrandt in de zon. - Hij verbrandde in de zon.
Wij starten met de les. - Wij startten met de les.

Slide 5 - Slide

Kenmerken voltooid deelwoord
Geeft aan dat iets voltooid is (klaar of voorbij)
Verandert niet van tijd! Er staat een hulpwerkwoord (=pv) bij.
Ik heb/had vandaag gewerkt.
Ik ben/was naar de foyer gelopen.
Ik ben/was verbrand in de zon.
Wij zijn/waren met de les gestart.
Veel voltooide deelwoorden beginnen met 'ge'.

Slide 6 - Slide

Hoe ga je te werk?
Hoor je een en-klank, dan schrijf je en.
Zij hebben een taart gebakken.
Hij wordt gekozen.
Eindigt het woord op een t-klank, maak het woord dan langer: zet er een e achter.
Wij hebben verteld. (vertelde)
Zij heeft haar band geplakt. (geplakte). 

Slide 7 - Slide

't exkofschip
Staat de laatste letter van de stam in het 't exkofschip of is het een Engelse sis-klank: het voltooid deelwoord eindigt op een t.
Staat de letter er niet in, dan eindigt die op een d.
Hij heeft de band geplakt.
Het vliegtuig is gecrasht. Wij hebben geracet. Het bestand is gedeletet. (tip: gebruik een Nederlands woord)
Wij hebben verteld. Het is gebeurd.

Slide 8 - Slide

be, ge, her, onder, ont, ver
Woorden die al met een voorvoegsel beginnen: geen extra ge. 
Heb je met een persoonsvorm (kan van tijd veranderen) te maken of met het voltooid deelwoord?
Er gebeurt daar iets. (persoonsvorm)
Er is daar iets gebeurd. (voltooid deelwoord)
Ik weet dat daar iets gebeurt. (pv, samengestelde zin). Hele zin 
kan in andere tijd gezet: Ik wist dat daar iets gebeurde.

Slide 9 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Voltooid deelwoorden worden als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Schrijf zo kort mogelijk!
De band is geplakt. De geplakte band. 
Deze foto is vergroot. De vergrote foto.
Dit bedrag is geschat. Het geschatte bedrag. (anders verandert de uitspraak)

Slide 10 - Slide

Dictee
Mijn broer bakt niks van koken, want zijn vlees braadt hij meestal gitzwart.
Alle bloemen in mijn tuin zijn geknakt.
Zij heeft tegen Loes gezegd dat zij niet gechanteerd wenst te worden.
Pim heeft de vergrote foto geretourneerd.
Wij vergrootten de foto bij een webshop.

Slide 11 - Slide

Oefenen in DOOR Nederlands
In het hoofdmenu=> klaargezette middelen of extra oefenen => Spelling => werkwoordspelling =>
opdracht 1 van tegenwoordige tijd
opdracht 1 van tegenwoordige en verleden tijd
opdracht 1 en 2 voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Slide

Evaluatie Lezen
Wat ben je tegengekomen bij de examentraining en de zelftoets?
Wat wil je nu beslist besproken hebben?
Hoe lang deed je erover?

Slide 13 - Slide

Kijken en luisteren
Leven Lang Leren => 2. Kijken en luisteren om jezelf te ontwikkelen => opdrachten => in het dagelijks leven.
Opdracht 4, 5, 6, 7, 8.
Tip: lees eerst de vragen, maak aantekeningen tijdens luisteren.
Huiswerk: examentraining bij deze paragraaf (1,2,3).
Volgende week: oefenen met alle werkwoordsvormen door elkaar. + Thema 3: Instructies en procedures.
 

Slide 14 - Slide

Instructies en procedures
Theorie:
Tekst- of communicatiedoel? Instrueren.
Signaalwoorden: opsomming, tijd/chronologie, doel-middel
Eerst, nadat, alvorens, vervolgens, tijdens, daarna, ten slotte, tot slot
Om, opdat, om te, met behulp van, door middel van.

Slide 15 - Slide

Instructies en procedures
Thema 3.
Zo werkt dat: instructies lezen en opvolgen => opdrachten => introductie => lezen opdracht 1, maken opdracht 2 en 4.
Huiswerk: opdracht 3, 6, 7. 
Volgende week: Neem oortjes mee! => luisteren en kijken.
verwijswoorden, oefenen ww spelling.

Slide 16 - Slide