V1c - 24-2

Herzlich Willkommen!

1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Slide

Programm für heute, den 24. Februar

1. Was wisst ihr noch?
2. Schwache Verben
3. Schwache Verben 'Ausnahmen'
4. Hausaufgaben



Slide 2 - Slide

Wisst ihr das Thema vom Kapitel 3 noch?

Slide 3 - Open question

Übersetze: der Nachtisch

Slide 4 - Open question

Übersetze: die Milch

Slide 5 - Open question

Übersetze: schmecken

Slide 6 - Open question

Übersetze: das Messer

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Wat is de stam van een werkwoord (in het Duits)?
A
de ik vorm
B
de hij vorm
C
het hele werkwoord -n
D
het hele werkwoord -en

Slide 9 - Quiz

Welk ezelsbruggetje hebben we om de volgorde van de persoonlijke voornaamwoorden te onthouden?

Slide 10 - Open question

Welk ezelsbruggetje hebben we om de uitgangen van de zwakke werkwoorden te onthouden?

Slide 11 - Open question

Zwakke werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.
Voorbeeld: 
wohnen = wohn
kaufen = kauf
reisen = reis 

Slide 12 - Slide

Zwakke werkwoorden: uitgangen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn st
er/sie es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en
ich habe gewohnt


Slide 13 - Slide

Zwakke werkwoorden: uitgangen
werkwoord: kaufen, stam: kauf
ich kauf e
du kauf st
er/sie es kauf t
wir kauf en
ihr kauf t
sie kauf en
Sie kauf en
ich habe gekauft

Slide 14 - Slide

du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst

Slide 15 - Quiz

ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet

Slide 16 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 17 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Meine Eltern (kommen) Morgen.
A
kommen
B
kommt
C
bekommst
D
komme

Slide 18 - Quiz

Uitzondering 1 

Slide 19 - Slide

Zwakke werkwoorden: stam eindigt op een -d of -t
werkwoord: antworten, stam:antwort-
ich antworte
du antwortest
er/sie es antwortet
wir antworten
ihr antwortet
sie antworten
Sie antworten
ich habe geantwortet


Slide 20 - Slide

Zwakke werkwoorden: atmen, öffnen, zeichnen, rechnen en regnen
Let op: deze werkwoorden krijgen ook een extra e!
ich atme
du atmest
er/sie es atmet
wir atmen
ihr atmet
sie atmen
Sie atmen
ich habe geatmet

Slide 21 - Slide

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Er (retten) das Kind.
A
rette
B
rettet
C
rette
D
retten

Slide 22 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (öffnen) das Buch.
A
öffnst
B
öffnt
C
öffnest
D
öffnet

Slide 23 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Das Flugzeug (landen) zu spät.
A
land
B
landt
C
landen
D
landet

Slide 24 - Quiz

Uitzondering 2

Slide 25 - Slide

 Zwakke werkwoorden: stam eindigt op een s-klank (s, ß, x, z)
werkwoord: reisen, stam: reis
ich reise
du reist
er/sie es reist
wir reisen
ihr reist
sie reisen
Sie reisen
ich habe gereist

Slide 26 - Slide

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
(reisen) ....... du allein?
A
reisen
B
reißt
C
reisst
D
reist

Slide 27 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Wie (heißen) du?
A
heißest
B
heißt
C
heißst
D
heiße

Slide 28 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
(Tanzen) du gerne?
A
tanzst
B
tanzen
C
tanzt
D
tanze

Slide 29 - Quiz

Doelen

- Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen

- Ik ken de twee uitzonderingen. 


Slide 30 - Slide

Doelen behaald?
A
:D
B
:)
C
:|
D
:'(

Slide 31 - Quiz

Hausaufgaben 
Machen: Aufgabe 5 + 6 + de instapoefening (allemaal online)
Lernen: Zwakke werkwoorden - de uitzonderingen

Schrijf de rijtjes van tanzen, arbeiten en atmen in je schrift. Markeer de uitzonderingen zodat je weet wat er bij deze groepen werkwoorden verandert (DB S. 84 of 110).

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide