Week 13




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 13

timer
4:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- bijwoorden in een zin benoemen
- het verschil tussen voorzetsels en bijwoorden uitleggen
Klaar?
- nakijken
- interview
- lezen
Vandaag:
- uitleg bijwoord
- (zelfstandig) werken
- interview / artikel

Je legt klaar:
- iPad
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
- leesboek
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §12: 1, 2, 3, 5, 6

v: 1, 2, 4, 5, 6

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 13

timer
4:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- bijwoorden in een zin benoemen
- het verschil tussen voorzetsels en bijwoorden uitleggen
Klaar?
- nakijken
- interview
- lezen
Vandaag:
- uitleg bijwoord
- (zelfstandig) werken
- interview / artikel

Je legt klaar:
- iPad
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
- leesboek
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §12: 1, 2, 3, 5, 6

v: 1, 2, 4, 5, 6

Slide 1 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Elk woord een eigen soort.
Er zijn veel verschillende woordsoorten:
zelfstandig naamwoord - lidwoord - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig werkwoord - hulpwerkwoord - persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - voorzetsel - bijwoord

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Woordsoorten
Leerjaar 1
zn                = zelfstandig naamwoord                             - mens, dier, ding, gevoel, etc
zn-e            = zelfstandig naamwoord eigennaam   - voor- of achternaam, Ronerborg, Pepsi, Drenthe
blw              = bepaald lidwoord                                          - de, het
olw              = onbepaald lidwoord                                     - een
bn                = bijvoeglijk naamwoord                               - rode, grote, lieve, grappige
st.bn           = stoffelijk bijvoeglijk naamwoord            - houten, gouden, bakstenen, zijde
zww            = zelfstandig werkwoord                               - zegt wat iets of iemand doet
hww            = hulpwerkwoord                                              - helpt het zww: alle andere werkwoorden in de zin
pers.vnw  = persoonlijk voornaamwoord                     - ik/mij/me, jij/je/jou, u, hij/hem, zij/haar, het, wij/we/ons, jullie, zij/ze/hun/hen
bez.vnw    = bezittelijk voornaamwoord                       - mijn, je/jouw, uw, zijn, haar, ons/onze, jullie, uw, hun
vz                 = voorzetsel                                                         - plaats, tijd, reden - onderdeel van een zinsdeel
bw               = bijwoord                                                             - plaats, tijd, reden, vraag, onzekerheid, ontkenning - een eigen zinsdeel

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voorzetsel (vz)
Voorzetsels vormen samen een zinsdeel dat vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeeft:
  • plaats (waar?): onder het bureau, op het plein, te Zaandam, bij de supermarkt, in de oven, aan de muur
  • tijd (wanneer?): na het weekend, om zes uur, tijdens de reis
  • reden/oorzaak (waarom/waardoor?): door de warmte, vanwege de storm, wegens vakantie

Soms vormt een voorzetsel een vaste combinatie met een werkwoord: hopen op, denken aan, genieten van.

Soms vormen voorzetsels een vaste combinatie met een zelfstandig naamwoord. Zo’n combinatie heet een voorzetseluitdrukking: bij wijze van, in antwoord op, in overleg met.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorzetsel (vz)
Voorzetsels zijn altijd een onderdeel van een zinsdeel. Je kan dit woord niet in zijn eentje verplaatsen in de zin. Andere woorden moeten dan mee verplaatsen, anders klopt de zin niet meer.

Voorzetsels staan meestal aan het begin van een zinsdeel:
  • vóór een voornaamwoord: Ik / fiets / met hem (pers.vnw) . Abdul / loopt / achter ons (pers.vnw) .
  • vóór een groepje woorden met een zelfstandig naamwoord: De schoolboeken / zitten / in mijn rugzak (zn). Tussen de appels (zn) / ligt / een peer. Op het dak (zn) / liggen / zonnepanelen.

Voorzetsels kunnen ook áchter een zelfstandig naamwoord staan, aan het eind van een zinsdeel. Dan geven ze vaak een richting aan:
  • Lieke / loopt / de school (zn) uit / het park (zn) in / de heuvel (zn) op.

Soms staat een voorzetsel midden in een zinsdeel:
  • De jongens uit de straat / voetballen / achter het huis van Dave.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bijwoord (bw)
Een bijwoord is in zijn eentje een heel zinsdeel. Je kan dit woord dus in zijn eentje op andere plekken van de zin zetten. De zin klopt dan nog steeds.

Een bijwoord kan van alles aangeven, bijvoorbeeld:

  • tijd: binnenkort; gisteren; overmorgen; nooit; straks; vroeger; tegenwoordig;
  • plaats/richting: er; daar; hier; nergens; overal; daarheen; erlangs; opzij;
  • een reden/oorzaak: daarom; vandaar; hierdoor; daardoor;
  • een vraag: hoe; waar; waardoor; waarheen; waarom; wanneer;
  • (on)zekerheid: ongetwijfeld; vast; wel; misschien; vermoedelijk; zeker;
  • ontkenning: niet; nooit; nimmer; geenszins.

Een bijwoord kan iets zeggen over:

  • een hele zin: Vandaag / gaan / we / met de klas / zwemmen.
  • een werkwoord: Sjoerd / loopt / langzaam.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorzetsel of Bijwoord?
Voor de voorstelling / ontmoeten / de bezoekers van de voorstelling / elkaar / in de foyer.

Morgen / komt / het Scapino Ballet / hier / een show over het Zwanenmeer / geven.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voorzetsel of bijwoord?
s' Ochtends hebben de docenten van de school een kopje koffie nodig.


Op het plein wordt vaak gevoetbald in de pannakooi.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Voorzetsel of bijwoord?
Op het plein wordt vaak gevoetbald in de pannakooi.


Op het plein wordt vaak gevoetbald in de pannakooi.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Boekenatelier
  • We werken toe naar een boekenatelier over een leesboek. 
  • Je mag zelf een boek kiezen, maar deze moet wel bij havo leerjaar 1 passen. 
  • Je laat woensdag 14 februari aan mij weten welk boek je hebt gekozen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 16

timer
1:30
Je leert:
- het genre, aspecten van fictie/non-fictie, perspectief en personages herkennen in een verhaal
- het verzorgen van een mondelinge presentatie
Klaar?
- Nakijken
- Thema D afmaken
- puzzel
lezen
Vandaag:
- werken aan je poster -> kijk in je mapje wat er op de poster wordt verwacht 


Je legt klaar:
etui
leesboek

hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Poster Boekenatelier


1. Schets
- titel, auteur, plaatje, genre, 
woordweb
deelonderwerpen
- aantal sterren
- naam, klas, docent 
2. woordweb
hoofdwoorden + deelwoorden
- personages
- perspectief
- genre + fictie/non-fictie
3. deelonderwerpen
- titelverklaring
- hoofdpersonage(s)
- keuze van het boek
4. overig
- zou jij het boek aanbevelen?
- aantrekkelijkheid poster
5. presentatie
- spiekbriefje
- 5-10 minuten

Slide 11 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions