Week 46: spelling B + C

Deze week
Les 1: afronden uitleg spelling B (bijvoeg. nw) 
Les 2:  zelfstandig werken  (spelling B) 
Les 3: stillezen  + start werkwoordspelling C 

Schrijf in je planner: vrijdag 22 november so spelling A, B, C 
1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze week
Les 1: afronden uitleg spelling B (bijvoeg. nw) 
Les 2:  zelfstandig werken  (spelling B) 
Les 3: stillezen  + start werkwoordspelling C 

Schrijf in je planner: vrijdag 22 november so spelling A, B, C 

Slide 1 - Slide

Deze les
Je kunt bijvoeglijk naamwoorden op de correcte manier spellen.

1. Startopdracht + korte uitleg
2. Werken aan weektaak: spelling B: 3 t/m 7 
3. Bespreken vragen + antwoorden
4. Reflectie 

Slide 2 - Slide

Welke spellingsregels voor bijvoeglijk naamwoorden kun je uit onderstaande voorbeelden halen?
De nylon panty
De bijzondere aap
Een bijzonder kunstwerk
De bodybuilder is sterk
Een houten hek
Het geweven gordijn
De gekapte boom
De zilveren armband
Een plastic verpakking
De appel is lekker
Een heerlijk gerecht 

timer
2:00

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden
Zijn woorden die alleen iets over een zelfstandig naamwoord zeggen

1. Mooie versus mooi (onbepaald lidwoord, onverbogen)
2. Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (nieuw? Zonder -en)
3. Voltooid deelwoord (zo kort mogelijk!) 

Slide 4 - Slide

Trappen van vergelijking
Let op: er zijn onregelmatigheden, zoals
goed, beter, best

Wanneer gebruik je meest? 
woorden die eindigen op: -e, -sd, -st, -isch
dus: meest praktisch, meest beige, meest bevreesd, meest juist

Slide 5 - Slide

Weektaak les B
Taalverzorging B (blz. 118)
Maak opdracht:
3 t/m 7
Klaar? 
Kijk na

We bespreken over 12 minuten opdracht 3 & 5 gezamenlijk, zorg dat je die hebt gemaakt! 


timer
12:00

Slide 6 - Slide

Antwoorden vraag 3 
a. schubben
b. guppy's
c. maïskolven
d. djembés
e. kalveren
f. sms'en
g. verzen
h. motoren/ motors
i. encyclopedieën
j. slechteriken
k. ambulances
l. hiërogliefen
m. hertogen
n. aquaria/aquariums
o. benen / beenderen
p. verantwoordelijkheden

Slide 7 - Slide

Antwoorden vraag 5 
a. populaire
b. vrije
c. gouden
d. goede
e. serieuze
f. verzengende
g. woeste
h. opgeloste
i. bizarre
j. gehate
k. onherbergzame
l. bioplastic
m. verdacht
n. gefakete

Slide 8 - Slide

Schrijf voor jezelf op
Hoeveel meervouden (van de 16) had je goed gespeld? 
Viel je dat mee of tegen? 

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (van de 16) had je goed?
Viel je dat mee of tegen? 

Slide 9 - Slide

Deze les
Je kunt bijvoeglijk naamwoorden op de juiste manier spellen + goede meervouden maken + weet hoe je ervoor staat met spelling 

1. zelfstandig werken 
2. hoe staat jouw spelling er tot nu toe voor? 

Slide 10 - Slide

Weektaak les B+C
Taalverzorging B (blz. 118)
3 t/m 7
Klaar? 
Kijk na
Taalverzorging C (blz. 120)
Maak opdracht:
1 t/m 3
Over ongeveer 10 minuten, bespreken we opdracht 5
timer
20:00

Slide 11 - Slide

Antwoorden vraag 5 
a. populaire
b. vrije
c. gouden
d. goede
e. serieuze
f. verzengende
g. woeste
h. opgeloste
i. bizarre
j. gehate
k. onherbergzame
l. bioplastic
m. verdacht
n. gefakete

Slide 12 - Slide

Check je spelling
Waar sta je? 

Je krijgt een blaadje en 19 vragen. 
Schrijf van te voren op, hoeveel denk je dat er goed hebt van de 19?
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Nakijken 

1. Kijk je werk na. Hoeveel punten heb je gehaald?
2. Waar moet je nog mee oefenen?
3. Waar wil je extra uitleg over?

Lever je blaadje bij mij in 

Slide 14 - Slide

Deze les
Je weet hoe je ervoor staat met werkwoordspelling. Daarna ga je stillezen. 

1. Hoe is jouw werkwoordspelling?
2. Lekker lezen! 

Slide 15 - Slide

Quiz werkwoordspelling
Waar sta je? 

1. werkwoordspelling rekenen we streng
2. op gevoel, is niet goed genoeg 
3. Succes

Je krijgt een blaadje en 20 vragen. 
Schrijf van te voren op, hoeveel denk je dat er goed hebt van de 20?

Slide 16 - Slide

Quiz werkwoordspelling
1. Kijk je werk na. Hoeveel had je er goed? 
2. Welke werkwoorden moet je nog mee oefenen? 
3. Waar wil je extra uitleg over?

Leg je blaadje op de hoek van je tafel. Pak je boek en ga lezen.   

Slide 17 - Slide

Welkom!
Stillezen
Pak je leesboek en ga stillezen 
timer
30:00

Slide 18 - Slide

werkwoordspelling
1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. onvoltooid deelwoord
5. onregelmatige werkwoorden
6. Engelse werkwoorden
7. hele werkwoord (infinitief) 
8. gebiedende wijs 

Slide 19 - Slide

Startopdracht
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Bedenk een woord dat geen meervoud heeft 
2. Waarom heeft het (denk jij) geen meervoud? Probeer het uit te leggen in je eigen woorden. 
3. Bedenk een woord dat 2 meervouden heeft. 
4. Waarom heeft het meer meervouden? Probeer het uit te leggen in je eigen woorden. 

Klaar? Ga starten met je weektaak: taalverzorging B  1 t/m 7
timer
5:00

Slide 20 - Slide

Meervoud
Meestvoorkomend: 
Boom > bomen (op -en)
lepel > lepels (op -s)

sommige woorden hebben een meervoud op -en en op -s
  methode methoden / methodes
  donor donoren / donors
  groente groenten / groentes




Slide 21 - Slide

Lastig: 's
Soms heb je voor de uitspraak een apostrof nodig. Dat is alleen als een woord eindigt op de klinkers, a, i, o, u of y. 

Auto > auto's 
kiwi > kiwi's 
baby > baby's 

Maar etui > etuis 




Slide 22 - Slide

Lastig: klemtoon
Soms bepaalt de klemtoon van het woord, hoe je het meervoud maakt. 

1. Woorden die eindigen op -ik, -is, -el, en -it. 
De medeklinker verdubbelt alleen als daar de klemtoon op valt, dus
monnik > monniken (geen klemtoon), maar model > modellen

2. Woorden op -ie krijgen ën of alleen trema + n
Je krijgt alleen ën als de klemtoon erop valt, dus:
meloDIE > melodieën en bacTERie > bacteriën 




Slide 23 - Slide

Lastig: meerdere mv's
Sommigen op -en + s (groentes en groenten)
Sommige Latijnse en Nederlandse vorm (datums + data)
Soms afhankelijk van betekenis (pad > paden of padden)


Slide 24 - Slide

een pony, twee
A
ponies
B
ponys
C
pony's

Slide 25 - Quiz

een methode, twee
A
methoden
B
methodes

Slide 26 - Quiz

een ei, twee
A
eien
B
eieren
C
eis

Slide 27 - Quiz

een crisis, twee
A
crises
B
crisissen
C
crisis

Slide 28 - Quiz

een café, twee
A
cafees
B
cafés
C
café's

Slide 29 - Quiz

Ter voorbereiding

Slide 30 - Slide

MORAAL
MEEGEVEN

Slide 31 - Mind map

Na deze les heb je 
1. Een moraal bedacht die je mee zou willen geven aan leerlingen.
2. Een start van een mindmap hierover. Hier ga je volgende les mee verder en dan lever je hem bij mij in. 

Slide 32 - Slide

Aan de slag 
1. Maak opdracht 2 in je boek (zelfstandig) 
Na 5 minuten
2. Overleg met je buurman. Wat heeft hij/zij voor plan. Kun je elkaar inspireren? 
Na 5 minuten
3. Maak een mindmap over jouw moraal. Waar doet het je allemaal aan denken? Wat moet je nog opzoeken? 



timer
5:00

Slide 33 - Slide

Volgende les
Neem je mee:
Lesboeken (kern), leesboek, schrift en laptop
Gaan we aan de slag met:
mindmap en nieuwe opdracht 

Slide 34 - Slide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.


Slide 35 - Slide

Welkom!
Stillezen
Pak je leesboek en ga stillezen 
timer
30:00

Slide 36 - Slide

Deze les
Leer je wat je al wel goed kan en wat nog niet van redekundig ontleden. 

1. Stillezen
2. Afmaken mindmap 
3. Bekijken schrijfproces
4. Nieuwe opdracht 



Slide 37 - Slide

Maak je mindmap af 
Klaar? Lever je mindmap in via It's Learning 

Slide 38 - Slide

Ter voorbereiding

Slide 39 - Slide

Verhaal 
1. Bedenk voor jezelf waar een verhaal aan moet voldoen. Schrijf het op. Hiervoor krijg je 3 minuten. 
Uitwisselen
2. Wissel uit met je buurman. Wat hebben jullie beide opgeschreven? 
Delen
3. Klassikaal: kunnen we een gezamenlijk rijtje maken waaraan een verhaal moet voldoen. En wat jij dus moet schrijven?  

Slide 40 - Slide

Aan de slag
1. Maak opdracht 7 van hoofdstuk 1c: blz. 15 oefenboek

Klaar? 
Denk alvast na over opdracht 3 hoofdstuk 1d: blz. 18 oefenboek 


Slide 41 - Slide

Je hebt geleerd
1. Wat de bouwstenen zijn van een verhaal. 
2. Hoe structuur in een verhaal kan helpen je boodschap over te brengen. 

Slide 42 - Slide

Volgende les
Neem je mee:
Lesboeken (kern), schrift en laptop
Gaan we aan de slag met:
nieuwe les: grammatica 

Slide 43 - Slide

Welkom!
Welkom 

Slide 44 - Slide

Speeddate
1. Zoek een plek aan een tafeltje.
2. Pak je boek en je poster erbij. 
3. De linkerkant is de A-kant en de rechterkant is de B-kant. 
4. De A-kant start met vertellen, de B-kant luistert
5. Bij de eerste bel wisselen A en B om 
6. Bij de tweede bel schuift A een stoeltje op en starten we opnieuw. 

Vul je eigen formulier in tijdens de speeddate! 
timer
2:00

Slide 45 - Slide

Deze week....
H18 Zoekend en lerend lezen
Les 1:Instructie zoekend en lerend lezen
Les 2:Zelfstandig werken aan de weektaak
Les 3:Opdracht 13
Les 4: Boekbesprekingen

Slide 46 - Slide

Weektaak
Leren Hoofdstuk 18
Maken 1 t/m 12

Slide 47 - Slide

Opdracht 18
Virtueel Geld
  • Trefwoorden 
  • 3 bruikbare artikelen
  • 1 Samenvatting van 1 artikel
  • Inleveren op its learning!
  • KLaar? weektaak!

Slide 48 - Slide