Aan de slag: verhaal lezen + vragen maken
Lees het verhaal en maak de volgende opdrachten
1. Onderstreep alle bijvoeglijk naamwoorden (bv zegt iets over zn)
2. Omcirkel alle woorden die iets zeggen over een werkwoord (bijwoord)
3. Schrijf alle zn op die in het meervoud staan. Schrijf daarnaast het woord in het enkelvoud
------
4. Vergelijk met je buurman. Hebben jullie hetzelfde? Hebben jullie verschillende antwoorden, bedenk dan wat de juiste kan zijn.
5. Wat zou het met dit verhaal doen als er geen bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden in zouden zitten?