Klinisch redeneren MBO

Klinisch redeneren
VTH Module 10  1.2 en 1.3 
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Klinisch redeneren
VTH Module 10  1.2 en 1.3 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
Doel van de les:
na de les :
  • Weet de student wat klinisch redeneren is,
  • Weet de student wanneer ze deze kan toepassen in de praktijk.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vragen naar aanleiding van het huiswerk over klinisch redeneren?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat is klinisch redeneren?
A
Methode om informatie te ordenen
B
Methode om informatie te verzamelen voor verpleegplan.
C
Methode om gezondheidstoestand te observeren
D
Methode om zorg- situatie te analyseren en acties in te zetten

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Uit hoeveel stappen bestaat het proces van klinisch redeneren
A
5
B
4
C
6
D
7

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Klinisch redeneren 
  • Doe je continue als verpleegkundige 
  • Theorie koppelen aan praktijk
  • Volgens een methode gegevens analyseren en acties uitzetten op een systematische manier. 


Het doel van klinisch redeneren is om onderbouwd tot een beslissing te komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je nodig voor klinisch redeneren?

1. Kennis van o.a. anatomie, fysiologie, ziekteleer, medicijnen.
2. Ervaring
3. Analytisch vermogen
4. Kritisch denken

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat doe je concreet?
1. Monitoren zorgvrager
2. Risico inschatten
3. Bepalen of interventie nodig is
4. Bepalen of extra monitoring nodig is
5. Monitoren effect van de interventie
Terug naar 1!
Dus een continue proces!

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Stap 1: Oriënteren op de situatie

  • De situatie in kaart brengen
  • De zorgvrager observeren
  • Indien mogelijk; vragen stellen aan de zorgvrager om een beter beeld te krijgen. 
  • Vitale functies in kaart brengen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent voor jou het
Niet-pluisgevoel ?

Slide 12 - Mind map

This item has no instructions

2. Mogelijke problemen in kaart brengen

  • Orden je gegevens
  • Koppel de theorie met de praktijk (wat je bij de zorgvrager ziet)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

3. Aanvullend observatie en onderzoeken

  • Wat weet ik nog niet?
  • Aanvullende onderzoeken
  • Korte termijn en lange termijn

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

4. Verpleegkundig beleid
  • Welke handelingen ga je uitvoeren?
  • Welke volgorde van handelen?
  • Welke disciplines kunnen/moeten worden ingezet?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

5. Het verloop monitoren

  • Prognose op de korte termijn en lange termijn 
  • Complicaties op korte en lange termijn
  • Risico van de behandeling
  • Je observaties rapporteren in het zorgdossier

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

6. Reflectie
  • Afstand nemen van de situatie
  • Evalueren
  • Reflecteren

(patiënt veiligheid, beroepshouding, ethisch dilemma, etc.) 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

It's Quiztime
Klinisch redeneren

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Zet de stappen van klinisch redeneren in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
Verpleegkundig beleid vaststellen
Reflectie
Oriënteren op de situatie
Het verloop monitoren
Mogelijke problemen in kaart brengen
Aanvullende observaties en onderzoek

Slide 20 - Drag question

1c, 2e,3f, 4a, 5d, 6b
De eerste stap van klinisch redeneren is
A
klinisch beleid.
B
oriënteren op de situatie.
C
aanvullend onderzoek.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

In welke fase pas je het redeneerhulp middel 'SOAP' toe?
A
Fase 1 : oriëntatie situatie
B
Fase 3: aanvullende observaties/onderzoek
C
Fase 4: verpleegkundig beleid vaststellen
D
Fase 5: verloop monitoren

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Klinisch redeneren komt alleen in ziekenhuizen voor
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat doet een verpleegkundige bij stap 3 van klinisch redeneren?
A
Gaat in gesprek met de zorgvrager en bespreekt de situatie.
B
Overlegt met de arts en draagt over met de SBAR
C
Bepaald welke aanvullend onderzoek nodig is.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Om klinisch te kunnen redeneren moet je kennis hebben van de ziektebeelden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Client Slikke:

- Pols van 120
- Tensie 170/50
- Temp 38,2
- Ademhaling 15
- Suf, wel aanspreekbaar

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat is de EWS van dhr Slikke?
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

EWS

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat is de juiste EWS score in dit geval? 

Slide 29 - Slide

EWS dhr Peeters = 3 
Wat is de juiste EWS score van dhr ?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Casus
Dhr Kroes ligt op jouw afdeling. Je doet controles en ziet het volgende; RR 110/50, P120, Saturatie 94% met een ademhalingsfrequentie van 32x/min. De patiënt plast goed. Wel maak je je zorgen over de patiënt.

Wat scoor je? Wat doe je dan?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Dhr Kroes..: Wat scoor je en wat doe je?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Casus
Je stapt binnen bij Mw. de Haas en het valt je op dat zij een snelle ademhaling heeft van 17x/minuut. Je meet een bloeddruk van 90/60 en een onregelmatige hartfrequentie van 54 sl/minuut. Urineproductie heb je de afgelopen uren niet gecontroleerd. Je maakt je zorgen over mevrouw.

Wat scoor je? Wat doe je dan?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Casus
Je stapt binnen bij Mw. de Haas en het valt je op dat zij een snelle ademhaling heeft van 17x/minuut. Je meet een bloeddruk van 90/60 en een onregelmatige hartfrequentie van 54 sl/minuut. Urineproductie heb je de afgelopen uren niet gecontroleerd. Je maakt je zorgen over mevrouw.

Wat scoor je? Wat doe je dan?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Mw. de Haas; Wat scoor jij? En wat doe jij?

Slide 35 - Open question

Met je ongerustheid kom je uit op 3 punten: Arts inschakelen! Hoe verwoord je je onderbuik/ niet pluis gevoel? 
Een redeneerhulpmiddel voor het communiceren met andere zorgverleners over de situatie van de zorgvrager is...
A
MEWS
B
SBAR(R)
C
EWS
D
SPAR(R)

Slide 36 - Quiz

De 2e R staat voor repeteer: herhaal de afspraken die gemaakt zijn

Welke redeneerhulpen zijn geschikt om de symptomen en klachten in kaart te brengen?
timer
1:00
A
SBAR, SCEGS, EWS
B
SBAR, EWS, SIRS
C
SIRS, EWS, SCEGS
D
SIRS, SCEGS, EWS

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

SBAR: 
Als je de arts of een collega besluit te bellen, is de SBAR een goed hulpmiddel om informatie helder en geordend over te brengen. De afkorting SBAR staat voor:
  • Situatie – Wie ben jij, over welke zorgvrager gaat het en wat is het probleem?
  • Behandeling – Wat zijn de voorgeschiedenis en achtergrond tot nu toe?
  • Analyse – Wat is jouw beoordeling van actuele en mogelijke problemen in de situatie?
  • Respons – Wat wil je dat er gebeurt

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Aan de slag! 
Werk  de casus van meneer Zeeman (Learnbeat Hoofdstuk 13.1 J, Integratie) uit. 

De docent bespreek de uitwerking van de casus na. 


timer
30:00

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Zijn de doelen behaald?
Doel van de les:
- na de les :
Weet de student wat klinisch rederneren is,
Weet de student wanneer ze deze kan toepassen in de praktijk.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Vragen?
Geen vragen?
Dank voor de aandacht!!
Nog extra oefenen?: 
https://enurse.nl/praktijk/marc-bakker/tips-klinisch-redeneren/ 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions