What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2 havo - chapitre 5 - bron I voorzetsels bij landen/steden
BIENVENUE!
Ga naar Lessonup, voer de code in en login met je voornaam en achternaam!
Pak je tekstboek+werkboek er vast bij.
Pak een pen.
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
BIENVENUE!
Ga naar Lessonup, voer de code in en login met je voornaam en achternaam!
Pak je tekstboek+werkboek er vast bij.
Pak een pen.
Slide 1 - Slide
LESPROGRAMMA
Absentie
Terugblik: herhalen werkwoorden op -re
Uitleg: voorzetsels bij landen/steden
Oefening
Huiswerk
Slide 2 - Slide
LESDOEL
LESDOEL
Aan het eind van de les kan ik de werkwoorden op -re vervoegen.
Aan het eind van de les kan ik de juiste voorzetsels voor steden of landennamen plaatsen.
Slide 3 - Slide
Bron G - regelmatige werkwoorden op -re
Stap 1:
Haal -re weg van het hele werkwoord. Dan heb je de stam. De stam is bij elk persoon hetzelfde!
Stap 2:
Vervoeg het werkwoord met de juiste uitgangen.
Répondre = antwoorden
Stam = répond-
Slide 4 - Slide
Werkwoorden op -re in de
présent
Je
réponds
Tu
réponds
Il/elle
répond
On
répond
Nous
répondons
Vous
répondez
Ils/elles
répondent
1) Stam maken (-re weghalen)
2) Uitgangen achter de stam plakken:
je
+s
tu
+s
Il/elle/on
-
nous
+ons
vous
+ez
Ils/elles
+ent
le présent
Hoe?
Slide 5 - Slide
Werkwoorden op -re in de
passé composé
1) werkwoord avoir vervoegen.
2) stam maken (-re weghalen).
3) 'u' achter de stam plakken.
J'
ai répondu
Tu
as répondu
Il/elle
a répondu
On
a répondu
Nous
avons
répondu
Vous
avez répondu
Ils/elles
ont répondu
le passé composé
Hoe?
Slide 6 - Slide
Kies het juiste antwoord:
Elle ne ___ pas à mon appel (répondre).
A
répond
B
réponds
Slide 7 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
Vous ___ des livres (vendre)?
A
vendons
B
vendez
Slide 8 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
J'___ le métro (attendre).
A
attends
B
attend
Slide 9 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
Elle ___ quelque chose (entendre).
A
a entendé
B
a entendu
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
Tu ___ à ton père (répondre)?
A
es répondu
B
as répondu
Slide 11 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
Je/J' ___ le match(perdre).
A
ai perdu
B
suis perdu
Slide 12 - Quiz
De stam van de werkwoorden op -RE vind je door -RE eraf te halen
(vendre - vend).
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Welk vorm is goed?
attendre - j'
timer
0:30
A
j'attende
B
j'attendis
C
j'attends
D
j'attendre
Slide 14 - Quiz
Welk vorm is goed?
perdre - tu
timer
0:30
A
tu perdes
B
tu perdis
C
tu perds
D
tu perdu
Slide 15 - Quiz
Vertaal?
Zij verkopen
timer
0:30
A
ils vendre
B
ils vendons
C
il vend
D
ils vendent
Slide 16 - Quiz
Vertaal
U antwoordt
timer
0:30
A
vous répondons
B
vous répondissez
C
vous répondrez
D
vous répondez
Slide 17 - Quiz
Wat zijn voorzetsels?
Slide 18 - Open question
3) Voorzetsels bij steden/landen &
Vertaling van in/naar
-Marc habite
à
Bruxelles.
-J'ai été
en
France.
-Tu vas
aux
Etats-Unis?
-Non, je vais
au
Portugal.
Slide 19 - Slide
Voorzetsels bij landen/steden
De voorzetsels bij landen en steden zijn:
in/naar
In/naar =
à
en
au
aux
Slide 20 - Slide
Voorzetsel: à
Bij steden gebruik je altijd het voorzetsel:
à
Je
vais
à
Paris = Ik
ga
naar
Parijs.
Je
suis
à
Paris = Ik
ben
in
Parijs.
Nous habitons
à
Bruxelles.
Tu vas
à
Lille?
Voor steden
Slide 21 - Slide
Voorzetsel: en
Bij de
landen die eindigen op
een -e
, gebruik je het voorzetsel:
en
Tu vas
en
Belgique?
Je suis
en
France avec ma famille.
Vous allez
en
Egypte?
Voor vrouwelijke landen
Slide 22 - Slide
Voorzetsel: aux
Bij de
landen die eindigen op een -s
, gebruik je het voorzetsel:
aux
Nous allons
aux
Etats-Unis =
Wij gaan naar Amerika.
J'habite
aux
Pays-bas =
ik woon in Nederland.
J'étais
aux
Seychelles l'été dernière =
Ik was op de Seychellen de afgelopen zomer.
Voor meervoud landen
Slide 23 - Slide
Voorzetsel: au
Als een land
niet eindigt op de -e of op de -s,
gebruik je het voorzetsel:
au.
Ma famille habite
au
Maroc.
Mon frère fait ses études
au
Japon.
Au
Canada, on parle francais.
Voor mannelijke landen
Slide 24 - Slide
Nora habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 25 - Quiz
Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 26 - Quiz
On est.......Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux
Slide 27 - Quiz
Tu habites......Rotterdam?
A
en
B
au
C
à
D
aux
Slide 28 - Quiz
Dus....
Bij vrouwelijke landen gebruik je
A
du
B
en
C
au
D
aux
Slide 29 - Quiz
Bij mannelijke landen gebruik je
A
du
B
en
C
au
D
aux
Slide 30 - Quiz
Bij landen die meervoud zijn gebruik je
A
du
B
en
C
au
D
aux
Slide 31 - Quiz
Welk voorzetsel?
Elle va ____ Portugal
A
à
B
au
C
aux
D
en
Slide 32 - Quiz
Welk voorzetsel?
Mon frère va _____ États-Unis.
A
à
B
au
C
aux
D
en
Slide 33 - Quiz
Welk voorzetsel?
Ma soeur habite ____ Suisse.
A
à
B
au
C
aux
D
en
Slide 34 - Quiz
VRAGEN OVER DE EINDOPDRACHT FRANS?
Slide 35 - Slide
More lessons like this
regelmatige werkwoorden
May 2021
- Lesson with
34 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Préposition pays
August 2023
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3,4
voorzetselslanden+wwopREhavo2
May 2021
- Lesson with
32 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Préposition pays
September 2023
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3,4
2emc Regelmatige ww op -re en p.c
May 2020
- Lesson with
31 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
H3 - week 8 les 2 (landen en steden voorzetsels)
February 2021
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
2th herhaling hoofdtstuk 5
May 2021
- Lesson with
37 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
2vwo - chapitre 1 - bron G + bron I (vouloir + voorzetsels landen/steden)
June 2024
- Lesson with
39 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2