Sterke werkwoorden 7

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Sterke werkwoorden 7

Staan

Ik sta-ik stond

Hij/zij/jij staat-hij/zij/jij stond

Wij/zij/jullie staan-wij/zij/jullie stonden

Wij hebben gestaan

Stinken

Ik stink-ik stonk

Hij/zij/jij stinkt-hij/zij/jij stonk

Wij/jullie/zij stinken-wij/jullie/zij stonken

Wij hebben gestonken

Springen

Ik spring-ik sprong

Hij/zij/jij springt-hij/zij/jij sprong

Wij/jullie/zij springen-wij/jullie/zij sprongen

Wij hebben gesprongen

Vallen

Ik val-ik viel

Hij/zij/jij valt-hij/zij/jij viel

Wij/zij/jullie vallen-wij/zij/jullie vielen

Wij zijn gevallen

Vangen

Ik vang-ik ving

Hij/zij/jij vangt-hij/zij/jij ving

Wij/zij/jullie vangen-wij/zij/jullie vingen

Wij hebben gevangen

Verliezen

Ik verlies-ik verloor

Hij/zij/jij verliest-hij/zij/jij verloor

Wij/zij/jullie verliezen-wij/zij/jullie verloren

Wij hebben verloren

Wegen

Ik weeg-ik woog

Hij/zij/jij weegt-hij/zij/jij woog

Wij/zij/jullie wegen-wij/zij/jullie wogen

Wij hebben gewogen

Snijden

Ik snijd-ik sneed

Hij/jij/zij snijdt-hij/jij/zij sneed

Wij/zij/jullie snijden-wij/zij/jullie sneden

Wij hebben gesneden

Breken

Ik breek-ik brak

Hij/zij/jij breekt-hij/zij/jij brak

Wij/zij/jullie breken-wij/zij/jullie braken

Wij hebben gebroken

Blazen

Ik blaas-ik blies

Hij/zij/jij blaast-hij/zij/jij blies

Wij/zij/jullie blazen-wij/zij/jullie bliezen

Wij hebben geblazen