04-02

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welkom!

•  Stop je telefoon in de telefoontas
• Ga alleen zitten, zodat je je goed kan concentreren.
  
• Leg je laptop dicht op de tafel.
  

Wat gaan we doen vandaag?

•  We gaan werken uit jullie online boek.
  
• Korte uitleg (5 minuten)
• Daarna zelf aan de slag.
  

Wat is het thema van file 3?

•  The race!
• 4 mensen reizen van Rome naar Dublin.
• De mensen komen uit: Engeland, Schotland, Oostenrijk en Zwitserland.
  

Hebben jullie al uitleg gehad?

•  Over voorzetsels? Waar iets is?
• Over dingen die hetzelfde klinken maar een andere betekenis hebben?

Prepositions: Voorzetsels

•  Voorzetsels gebruik je om aan te geven waar iets of iemand is.
  
• Het gaat dus om locatie.
  
• Voorbeeld: Ik sta voor de kast.
  
• In het Engels heb je dit soort woorden ook.
  

Voorzetsels in het Engels

In - in

From - uit/van

To - naar

On - op

Nex to - naast

In front of - Voor
Behind - achter  
By - met

Ergens naartoe?

Als je wilt zeggen hoe je ergens naartoe gaat gebruik je altijd by!

Voorbeeld: I am going to school by train/bus/car/bike

Ga je lopen? Dan kun je zeggen: by foot of on foot!

Klanken

•  Soms klinken woorden hetzelfde, maar betekenen ze iets anders!
• They're, Their of There?
• You're of Your?
• To, Two of Too?
• Je moet goed kijken naar de context zodat je weet welke je moet gebruiken.
  

Wat is het verschil?

they’re (they are)   -  zij zijn   

their        -        hun    

there        -        daar / er    
you’re (you are)        -        jij bent / u bent / jullie zijn    
your        -        jouw / uw    
to        -        om te / naar    
too        -        ook / te    
two        -        twee

Zelfstandig aan de slag

•  Ga naar de methode voor Engels
• Ga naar file 3: The Race
• Doe opdracht: 1-19
• Klaar? Maak tot 25
  
• Eerste 10 minuten stil aan het werk.
  
• Hulp nodig? Steek je hand op. (Geen Mevrouw!)
  

Tot volgende week!