Zes soorten vragen mbv tekst

Zes soorten vragen mbv tekst
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Zes soorten vragen mbv tekst

Slide 1 - Slide

Tekst algemeen
Je moet vragen bij een tekst kunnen beantwoorden. Sommige vragen komen vrijwel ALTIJD in het examen voor. We bespreken er zes.
  1. Inleiding van het onderwerp
  2. Welk kopje geeft het best de inhoud weer
  3. Het verband tussen alinea's
  4. De hoofdgedachte
  5. Feiten en meningen
  6. Doel

Slide 2 - Slide

1. Inleiding van het onderwerp
  • Aanleiding: De concrete reden om het artikel te schrijven (GEEN DOEL!).
  • Zorg dat je zeker weet dat je met een mening of een feit te maken hebt.
  • Wat is de functie van de eerste alinea? Functie betekent hier taak. (Dit kan ook  over de laatste alinea gevraagd worden).
  • Zorg dat je weet op welke manieren een tekst kan worden ingeleid. Zie lesboek: theorie uit H1 + en p.176 en je Examenbundel op p.40

Slide 3 - Slide

2. Welk kopje geeft het beste de inhoud weer?
Een kopje geeft het deelonderwerp van de gevraagde alinea('s) aan. Het kopje geeft dus aan waar het over gaat. Zie p. 177/178 (lesboek)
Aanpak:
  1. Lees goed de alinea('s) waar de vraag over gaat.
  2. Vraag jezelf af : Waar gaat het over?
  3. Let vooral op de 1e zin van elke alinea (kernzin; 1e, 2e en laatste zin)
  4. Bedenk zelf een tussenkopje.
  5. Kies het antwoord dat volgens jou het beste is.
Tip!
De woorden van het juiste kopje komen meestal het vaakst in de zinnen voor. Kijk dus goed voor welke woorden dit geldt.

Slide 4 - Slide

3. Wat is het verband tussen alinea's?
Veel vragen gaan over verbanden, bijvoorbeeld over het verband tussen alinea's. Het is belangrijk dat je dit goed en vaak gaat oefenen! Leer de bijbehorende signaalwoorden!!!!!!!!
Soms wordt de vraag anders geformuleerd:
Op welke manier sluiten alinea ... en alinea ... op elkaar aan?
Ook tussen dingen of verschijnselen kan er naar het verband gevraagd worden.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

4. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
De hoofdgedachte is de belangrijkste mededeling die over het onderwerp gedaan wordt.
Zie o.a. p. 183/4 (lesboek)
De aanpak:
  1. Bepaal het onderwerp van de tekst. (+/- 4 woorden)
  2. Zoek de belangrijkste mededeling op.
  3. Bekijk de kernwoorden van de antwoorden.
  4. Controleer of de hoofdgedachte iets zegt over de HELE tekst.
Tip!
Foute antwoorden gaan vaak over een deel van de tekst en niet over de hele tekst.

Slide 7 - Slide

5. Wat zijn feiten? Wat zijn meningen?
Eén vraag gaat sowieso over feiten en meningen
Feit = controleerbaar. 
Je herkent ze makkelijk aan aantallen, getallen en cijfers.
Mening = niet controleerbaar. 
Over meningen kan je twisten, een mening is persoonlijk.

Slide 8 - Slide

6. Wat is het voornaamste doel van de schrijver met deze tekst?
Een schrijver wil iets bereiken met zijn tekst: het tekstdoel. (o.a. p.181)
De basis-5:
  • Informeren (informatie geven)
  • Instrueren (vertellen hoe iets moet)
  • Overtuigen (mening overnemen)
  • Activeren/overhalen  (tot handelen aansporen, actie ondernemen)
  • Amuseren (vermaken)

Slide 9 - Slide

Lees tekst 1: 
Lang zal die gelukkig leven

Slide 10 - Slide

1. Wat is het onderwerp van de tekst 'Lang zal die gelukkig leven'?
A
Aandacht voor geluk in de gezondheidszorg
B
Invloed van geluk op het maken van keuzes
C
Tijd voor evidencebased geluk
D
Verband tussen geluk en gezondheid

Slide 11 - Quiz

Uitleg vraag 1
Het verband tussen geluk en gezondheid vind je al in de eerste alinea: 'Gezonde mensen zijn gelukkiger dan ongezonde mensen.' (regel 1-2). En even verderop: 'Sterker nog: het verband tussen geluk en gezondheid is twee keer zo sterk als andersom' (regel 5-7)


Slide 12 - Slide

2. Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding van deze tekst?

Slide 13 - Open question

Uitleg vraag 2
Ná de inleiding komt de schrijver in alinea 3 met een belangrijke vraag: 'Maar hoe kan het dat geluk voor gezondheid zorgt?' (regel 23-24)
Je moet beide alinea's (1 + 2 ) noemen om het punt te scoren.


Slide 14 - Slide

Uitleg vraag 3
In deze alinea's (3 en 4) staat dat geluk en gezondheid met elkaar verbonden zijn: gelukkige mensen maken betere keuzes, ook wat hun gezondheid betreft. Let goed op het signaalwoord 'daarnaast' aan het begin van al. 4!
1. Gelukkige mensen maken betere keuzes / beheersen de kunst van het leven beter.
2. Gelukkige mensen hebben een drukker sociaal leven.

Slide 15 - Slide

Uitleg vraag 4
Het woordje 'enzovoort' duidt op een vervolg van de cyclus 'geluk leidt tot gezondheid'. Dus: geluk- gezondheid-geluk-gezondheid..., enzovoort.

Slide 16 - Slide

5. Hoe sluit alinea 5 aan op de alinea's 3 en 4? Alinea 5...
A
Is een deel van een opsomming met de alinea's 3 en 4
B
noemt voorbeelden bij de alinea's 3 en 4
C
vormt een tegenstelling met de alinea's 3 en 4
D
vormt een uitwerking van de alinea's 3 en 4

Slide 17 - Quiz

uitleg bij vraag 5
Hier is sprake van een uitwerking, want de schrijver bespreekt iets wat eerder genoemd is nu uitgebreider en in detail. 

Dit gaat dus verder dan het geven van een voorbeeld.

Slide 18 - Slide

6. Wat zegt Ruut Veenhoven over de vecht-of-vluchtmodus? (alinea 5)
Volgens hem is deze altijd...
A
handig bij de opbouw van een immuunsysteem
B
handig bij het klaarmaken van acties op korte termijn
C
schadelijk door het produceren van het stresshormoon cortisol
D
schadelijk door het verspillen van energie aan lichaamsactiviteiten

Slide 19 - Quiz

Uitleg vraag 6
Lees regel 63-67: 'de vecht-of-vluchtmodus... Dat is een staat van het lichaam waarin het zich klaarmaakt voor actie. Handig voor op de korte termijn,...'

Dus volgens hem is deze vecht-of-vluchtmodus altijd handig bij het klaarmaken voor actie op korte termijn.
Lees de vraag dus goed! 

Slide 20 - Slide

7. De alinea's 7 en 8 horen bij elkaar.
Welk kopje geeft het best de inhoud weer van deze alinea's samen?
A
effect geluk op lange termijn
B
effect geluk op ziektes
C
verband geluk en genzingskans
D
verband geluk en voortijdig overlijden

Slide 21 - Quiz

Uitleg vraag 8
Lees de eerste zin van alinea 7 en 8. 
'De effecten werken echter ook door op de lange termijn.' (r 90-91)
En: 'Al die effecten hebben een verregaande invloed op de levensverwachting' (r 108-110) Levensverwachting gaat over de lange termijn, dus antwoord A.

Slide 22 - Slide

9. Hoe kun je de hoofdgedachte van deze tekst het beste weergeven?
A
Een gezonde levensstijl wordt bepaald door goede levensomstandigheden
B
Een goede levensverwachting is afhankelijk van de juiste gezondheidskeuzes.
C
Een optimistische levenshouding heeft direct invloed op genezingsprocessen.
D
Een positieve instelling kan bevordelijk zijn voor de levensverwachting.

Slide 23 - Quiz

Uitleg vraag 9
Bepaal het onderwerp van de tekst (het verband tussen geluk en gezondheid; vraag 1) Je weet dat als je gelukkig bent, je een positieve levensinstelling hebt (zie vraag 3). Wat is het belangrijkste dat de schrijver hierover zegt? 'Al die effecten hebben een verregaande invloed op de levensverwachting. 'Het goede antwoord is dus D.

Slide 24 - Slide

Uitleg vraag 10
In alinea 10 is het nieuwe gegeven 'gelukswijzer' (regel 133) en de gerichte therapieën die daarop voortbouwen (regel 136-137)

Slide 25 - Slide

11. Wat is het voornaamste doel van de schrijver met deze tekst?
De schrijver wil de lezer...
A
duidelijk maken dat de overheid meer aandacht moet besteden aan geluk.
B
ertoe aansporen om gezonde keuzes te maken in het leven.
C
ervan te overtuigen dat gelukkige mensen langer leven.
D
informeren over de effecten van levensinstelling op levensverwachting.

Slide 26 - Quiz