thema 'de school' les 1

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 'de school'

les 1

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.

de school

Op school leer je heel veel

het boek

Hij leest elke week een boek.

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

het papier

Ik schrijf een brief op papier.

de pen

Ik schrijf met mijn pen in mijn schrift.

het potlood

Met mijn potlood maak ik een mooie tekening.

de letter

Ik vind de X en de Q moeilijke letters.

het woord

Hoeveel letters heeft dat woord?

de zin

Hij maakt een zin met het woord "omdat".

de punt

Aan het eind van een zin staat meestal een punt.

de vraag

Ik heb een vraag over de les.

het vraagteken

Aan het eind van een vraagzin staat een vraagteken.

de tas

Mijn schoolspullen doe ik in mijn tas.

de klas

In mijn klas zit mijn beste vriend.

de leraar

De leraar legt de som uit.

de leerling

Ali is de beste leerling van mijn klas.

de cursus

Ik volg een cursus Spaans.

de cursist

De cursist had heel goed geleerd.

het examen

De cursist is geslaagd voor het examen.

de toets

De toets schrijven was erg moeilijk.

de universiteit

Mijn vriend studeert aan de universiteit.

betekenissen

de school: 

het boek

het papier

de pen

het potlood

de letter

het woord

de zin

de punt

de vraag

het vraagteken

betekenissen

de tas

de klas

de leraar

de leerling

de cursus

de cursist

het examen

de toets

de universiteit

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de studeerkamer- de keuken-
de slaapkamer- het dak

1. de studeerkamer
2. de keuken
3. de slaapkamer
4. het dak

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de muur- het plafond - de wc- de wand.

1. de muur
2. het plafond
3. de wc
4. de wand

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de lift - de ingang- de trap

1. de lift
2. het ingang
3. de trap

Maak een woord van deze letters.
ch-t-r-e-a-eu-r-d

Maak een woord met deze letters.
n-eu-e-k-k

Werkvorm 1 - in duo's

Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.

Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Werkvorm 2 - mix en ruil

Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 

Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.

Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'