Ma 14 nov Taalverzorging

TOETS 3

Taalverzorging
Taalverzorging
Hoofdletters
& leestekens
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TOETS 3

Taalverzorging
Taalverzorging
Hoofdletters
& leestekens

Slide 1 - Slide

Taalverzorging
Taalverzorging
Taalverzorging

Slide 2 - Slide

Taalverzorging H2
Onderdelen van taalverzorging?

Slide 3 - Slide

Wat bedoelen we met "taalverzorging"?
A
Een net handschrift
B
(ww)spelling, zinsbouw, woordkeuze, interpunctie en hoofdletters
C
Moeilijke woorden gebruiken
D
examenbegrippen gebruiken

Slide 4 - Quiz

Ik hoef geen rekening te houden met de taalverzorging in de krant.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 5 - Quiz

TAALVERZORGING: de tekst is foutloos geschreven.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

TAALVERZORGING: elke zin begint met een hoofdletter.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Tekstdoelen & Tekstsoorten
Tekstdoel
Tekstsoort
informeren
krant, verslag
leren of uitleggen
studieboek, recept
iets laten doen
reclametekst, advertentie
mening geven
recensie
amuseren
verhaal, strip

Slide 8 - Slide

Tekst & publiek
Als iemand een tekst schrijft of een video maakt, houdt diegene rekening met het publiek dat de tekst zal lezen of de video zal bekijken.

Zo maakt Enzo Knol overduidelijk video's voor kinderen. Waaraan herken je dat zijn video's geschikt zijn voor kinderen?

Slide 9 - Slide

Tekst & publiek
Als je moet bepalen voor welk publiek de tekst bedoeld is, kijk je naar vier dingen.

1. Het onderwerp. Een tekst over bijbaantjes is voor jongeren. Een tekst over 'Wat te doen tijdens je pensioen?' is voor ouderen.
2. De bron. Een tekst uit de LINDA is vaak bedoeld voor vrouwen/meiden. Terwijl een tekst uit de TUIN & CO specifiek bedoeld is voor tuinliefhebbers.

Slide 10 - Slide

Tekst & publiek

Slide 11 - Slide

Tekst & publiek
Een schrijver houdt rekening met zijn publiek, 

Voor welk publiek een tekst bedoeld is, kun je zien aan...
- taalgebruik
- lay-out
- onderwerp
- bron

Slide 12 - Slide

Kies je onderwerp
Schrijf en herschrijf je tekst
Verzamel informatie
Geef je tekst een passende lay-out
Orden informatie
Bepaal je doel en je publiek
1
2
3
4
5
6

Slide 13 - Drag question

Met het publiek van een tekst bedoel je de mensen die de tekst gaan ____________
Voor je een tekst gaat _________________ , moet je eerst ________________ over wie het publiek is.  
Je moet rekening houden met je publiek en je taalgebruik aan hen _______________
Je kunt een tekst bijvoorbeeld moeilijker of makkelijker __________. 
Ook kun je beleefde taal ________________, of gewoon schrijven zoals je zelf zou _____________________tegen je vrienden.
lezen
schrijven
aanpassen
gebruiken
praten
nadenken
maken

Slide 14 - Drag question

breed publiek
kleiner publiek
een persoon of een klein groepje
een mail aan de leraar wiskunde
de lezer weet nog (bijna) niets over het onderwerp
De schrijver gaat er van uit dat de lezer al iets over het onderwerp weet. 
een verjaardagskaart
Alle bejaarden van Nederland
een publiek dat een bepaald onderwerp erg leuk vindt. bv. alle paardenliefhebbers
een uitnodiging aan een groepje van vier vriendinnen om te gaan high tea'en 
teksten de de krant of weekblad.
Algemene onderwerpen
alle fans van Max Verstappen

Slide 15 - Drag question

Tekstdoel
Onderwerp
Tekstvorm
Publiek
Dit is waar een tekst over gaat. 
Dit is de bedoeling die je met een tekst heb (bijv. informeren of amuseren)
Dit is bijvoorbeeld een nieuwsbericht, een reclametekst of een e-mail
Dit zijn de lezers van je tekst. 

Slide 16 - Drag question

Huiswerk voor di 15 nov
Maken opdr. 54, 56,57 en 59

Leren blz. 50 Taalverzorging

Slide 17 - Slide