Les 26: persoonsvorm tegenwoordige tijd

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in je tas of in je jas
      
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in je tas of in je jas
      

Slide 1 - Slide

Lesplanning

Bespreken huiswerk

Les 13

Huiswerk voor dinsdag 27 september 
Les 14



timer
10:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen


Aan het einde van de les:

  • weet ik hoe ik de pv van regelmatige en onregelmatige werkwoorden schrijf in de tegenwoordige tijd.
  • kan ik in een zin de juiste pv van een regelmatig of onregelmatig werkwoord in de tegenwoordige tijd schrijven.



Huiswerk voor dinsdag 27 september 
Les 27



Slide 3 - Slide

Lesdoelen




Aan het einde van de les:

  • kan ik zelf innen maken met een gegeven werkwoord van regelmatige of onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd.




Huiswerk voor dinsdag 27 september 
Les 27



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Persoonsvorm TT
  • Ik-vorm
  • Ik-vorm + t
  • Wij-vorm 

Hoe kom je erachter? Vul voor jezelf het werkwoord 'lopen' in. Hoor je een t, dan schrijf je ik-vorm + t 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Voorbeeldzinnen
Het kleine broertje van Murat .................. zijn vingers (branden)

Hij ....................... naar de spoedeisende hulp gebracht. (worden)

Ik ......................... het je! (verbieden)

Volgend jaar ......................... Pim naar Groningen. (verhuizen)


Slide 16 - Slide

Vooraf: vind je werkwoordspelling:
A
heel gemakkelijk
B
gemakkelijk
C
moeilijk
D
heel moeilijk

Slide 17 - Quiz

Vooraf: vind je werkwoordspelling:
A
heel gemakkelijk
B
gemakkelijk
C
moeilijk
D
heel moeilijk

Slide 18 - Quiz

Noem 2 werkwoorden

Slide 19 - Mind map

Schrijf op je wisbordje twee werkwoorden op.

Slide 20 - Open question

Oefenen 
1. Wie ....................... er gek van het binnenzitten? (worden)

2. Mijn buurmeisje ..................... heel erg veel van ijsjes (houden)

3. Wanneer ................... jij je aan voor de tennisclub? (melden) 

Slide 21 - Slide

Spel de persoonsvorm tt:
Ik (branden)........... mezelf aan de kaars
A
brand
B
brandt

Slide 22 - Quiz

Persoonsvorm t.t.:
(Vinden) ... jij het leuk om deze quiz te doen?
A
vindt
B
vind
C
vond
D
vondt

Slide 23 - Quiz

persoonsvorm t.t.:
(Verwonden) ..... je broer zich aan dat mes?
A
verwond
B
verwondt

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link