Les 18 11 januari 2025

Les 18 11 januari 2025
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 18 11 januari 2025

Slide 1 - Slide

L18 Wat doen we vandaag? 

1. Dictee

2. Cursus 7 Spelling: herhalen bijv naamwoord. 
3. Cursus 7 Spelling §7 Persoonsvorm tegenwoordige tijd 
4. Cursus 3 Fictie §2 Personages opdracht 1    
Lees tekst 1 en 2 en maak opdracht 1 

5. lesafsluiting

Slide 2 - Slide

Cursus 7 Spelling
Herhaling Bijvoeglijk Naawoord

Slide 3 - Slide

Wat is een bijvoeglijke naamwoord?
Noem een voorbeeld.

Slide 4 - Open question



Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?

  • Je plakt een -e achter het woord: mooi -> mooie (lange vorm)

  • Soms verandert het woord niet: korte vorm
  • Korte vorm gebruik je als (1) het bijv. nw. achter het zelfstandig naamwoord staat -> Dat is huis is prachtig.
  • Korte vorm gebruik je als (2) je bij de 'een-vorm' van een 'het-woord'
    -> een mooi meisje
    -> een heerlijk gerecht




Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen vaak met -en
    -> ijzeren
    -> gouden


  • Maar let op met moderne & buitenlandse stoffen! Zij krijgen geen extra -e of -en
    -> plastic stoel
    -> carbon frame
    -> corduroy broek






Slide 6 - Slide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 7 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 8 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (verzinnen) verhaal was echt eng.
A
verzinnende
B
verzonnen

Slide 9 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 10 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 11 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De meester kon wel lachen om de (zingen) leerlingen.
A
gezongen
B
zingende
C
zingenden

Slide 12 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 13 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 14 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 15 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De (vermoorden) man vermoordde zelf ook vijf mensen.
A
vermoordde
B
vermoorde
C
vermoorden

Slide 16 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 17 - Quiz

Cursus 7 Spelling
Werkwoordspelling: Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd

Slide 18 - Slide

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd (tt)
  • Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.
Verleden tijd (vt)
  • Je weet wat zwakke en sterke werkwoorden zijn.
  • Je kunt de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen.

Slide 19 - Slide

Werkwoordspelling: pv tt

Slide 20 - Slide

De pvtt (herhaling)
  • pv = persoonsvorm = de vervoegde vorm van het werkwoord: hoort bij het onderwerp
  • tt = tegenwoordige tijd = nu

Voorbeeld: ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen, jullie lopen, zij lopen. 

Slide 21 - Slide

Wat doe jij als eerste om de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed te spellen?
A
't kofschip gebruiken
B
de ik-vorm maken
C
het woord langer maken
D
zo kort mogelijk schrijven

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

De pvtt goed spellen
Eerst de ik-vorm maken



Dan de vervoeging


laat -en weg
gooien - gooi
Let op! Soms ietsje veranderen:
laden - laad, boffen - bof
beloven - beloof, reizen - reis

Slide 24 - Slide

Trucje: vervang met smurfen
IkIk 
Ik smurf/Ik vind

Smurf jij?/Vind jij?
Smurf je?/Vind je?
Smurft je vader?/Vindt je vader?

Jij smurft/Jij vindt
Hij smurft/Hij vindt

Slide 25 - Slide

Hopelijk ... (gebeuren) dat nooit meer!
A
gebeurd
B
gebeurdt
C
gebeurt

Slide 26 - Quiz

... (vinden) je beste vriend dat ook een goed idee?
A
Vind
B
Vindt
C
Vint

Slide 27 - Quiz

Cursus 7 Spelling
Herhaling §3 en §4 

Slide 28 - Slide

Meervoud
Regel:
let op: 
voeg en toe
vriend - vrienden
voeg en toe
Als een woord meerdere lettergrepen heeft, verdubbel je de medeklinker na een korte klank: 
pet - petten 
kat - katten
voeg en toe en laat een a, e, o, of u weg: 
Een lange klinker in een open lettergreep schrijf je vaak met één letter. 
aap - apen, 
uur - uren 
maan - manen
voeg s toe
appel - appels
voeg -eren toe
kind - kinderen

Slide 29 - Slide

Meervoud
Je...
regel
Woorden op ee of ie met klemtoon op laatste lettergreep
zet ën achter de ev vorm. 
knie - knieën
woorden met ee of ie met klemtoon op eerdere lettergrepen
zet een n achter de ev vorm en een trema op de e! 
porie - poriën
Woorden die eindigen op f of s
soms de laatste letter in het meervoud veranderen in -v of z
brief - brieven
grens - grenzen
Woorden de eindigen op:
o u i a y
schrijf een apostrof + s (maar niet altijd, let op de uitspraak). 
LET OP: In het Engels wordt er voor meervouden nooit een apostrof gebruikt. 
baby - baby's
radio - radio' s            
(niet: spray - sprays)

ja

Slide 30 - Slide

We oefenen meervoudsvormen even met een kahoot quiz.

Slide 31 - Slide

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal      =       -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 32 - Slide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met -m : boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o, é of -u                 opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
  6. Woorden op i: kiwi
  7. korte klanken -> soms lang
Regel met voorbeeld
  • -pje  : boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje,coupeetje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje
  •  i verandert in ie: Kiwietje
  • blad - blaadje

Slide 33 - Slide

Etalage
A
Etalagetje
B
Etalage'tje
C
Etalageetje

Slide 34 - Quiz

Radio
A
Radiotje
B
Radio'tje
C
Radiootje

Slide 35 - Quiz

Verdieping
A
Verdiepingtje
B
Verdiepingetje
C
Verdiepingke
D
Verdiepinkje

Slide 36 - Quiz

cd
A
cdtje
B
CeeDeetje
C
cd'tje

Slide 37 - Quiz

Pony
A
ponytje
B
ponietje
C
pony'tje
D
paardje

Slide 38 - Quiz

Menu
A
Menutje
B
Menuutje
C
Menu'tje
D
Menuu'tje

Slide 39 - Quiz

Instructie
A
Instructietje
B
Instructieetje
C
Instructie'tje

Slide 40 - Quiz

'pje
'tje
'etje
'kje
'je
boom
cake
moskee
koning
wc
bloem
weg
dans
ketting

Slide 41 - Drag question

Slide 42 - Slide

Lesafsluiting
Volgende week weer een fysieke les op st Conleth's. 

Het huiswerk voor deze week is
 ▪ Lees in je leesboek (natuurlijk!) 
 ▪ Leer de dicteewoorden die je per mail krijgt toegestuurd.   Leer de spelling van de woorden en de betekenis   
 ▪ Leren: cursus 7 spelling §1-§4 leer de spellingregels voor de toets die komen gaat: de toets is online op zaterdag 18 januari van 13.40u - 14.00u  
Haal je huiswerk in over §1-§4 als je daar nog niet aan toegekomen bent. 

  


  
  

Slide 43 - Slide