This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slide and 4 videos.
Items in this lesson
H11 Arbeidsrecht
Slide 1 - Slide
Vraag 1: Het arbeidsrecht is een onderdeel van ...
A
het publiekrecht
B
het bestuursrecht
C
het burgerlijk recht
D
het personen- en familierecht
Slide 2 - Quiz
Vraag 2: Er is altijd sprake van een overeenkomst tussen de partij die arbeid vraagt en de partij die arbeid levert.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Video
Vraag 3: Van welke juridische constructie voor het verrichten van arbeid zal sprake zijn bij de tandartsassistente?
A
een arbeidsovereenkomst
B
een overeenkomst tot aanneming van werk
C
een overeenkomst tot opdracht
Slide 5 - Quiz
Vraag 4: In welk boek van het burgerlijk recht is de arbeidsovereenkomst geregeld?
A
boek 1
B
boek 2
C
boek 7
D
boek 10
Slide 6 - Quiz
Vraag 5: Er zijn drie kenmerken aan de hand waarvan je kan vaststellen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Welk hoort daar niet bij?
A
arbeid
B
loon
C
zelfstandigheid
D
gezag
Slide 7 - Quiz
Vraag 6: Als ik een keer niet naar mijn werk kan als vakkenvuller bij de supermarkt om de hoek, stuur ik gewoon mijn jongere broer van 16. Kan dat?
A
Ja, mits die broer dat werk net zo zorgvuldig doet.
B
Ja, zolang er maar vervanging is.
C
Nee, ook met toestemming van de werkgever mag dat nooit.
D
Nee, de werknemer moet de arbeid zelf verrichten.
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Video
Vraag 7: Van welke juridische constructie tot het verrichten van arbeid zal deze artistic coach gebruik maken?
A
een arbeidsovereenkomst
B
een overeenkomst tot opdracht
C
een proeftijd
D
een overeenkomst tot aanneming van werk
Slide 10 - Quiz
Vraag 8: Welk kenmerk hoort niet bij de overeenkomst tot het aannemen van werk?
A
zelfstandigheid
B
geleverde inspanning
C
tastbaar product
D
behaald resultaat
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Video
Vraag 9: Hoe noem je het loon dat je niet uitbetaald krijgt met geld?
Slide 13 - Open question
vraag 10 Bij welke overeenkomst voor het verrichten van arbeid wordt (meestal) een uurtarief gehanteerd?
A
bij een arbeidsovereenkomst
B
bij een overeenkomst tot aanneming van werk
C
bij een overeenkomst tot opdracht
Slide 14 - Quiz
vraag 11: Een zzp'er (zelfstandige zonder personeel) werkt niet op basis van ...
A
een arbeidsovereenkomst
B
een opdracht
C
aanneming van werk
Slide 15 - Quiz
vraag 12: Wat geldt bij een proeftijd?
A
de duur is maximaal drie maanden
B
de werkgever kan de arbeidsovereenkomst onder voorwaarden opzeggen
C
de werknemer kan de arbeidsovereenkomst opzeggen
D
een proeftijd mag schriftelijk worden aangegaan.
Slide 16 - Quiz
vraag 13: In het burgerlijk Wetboek staan regels van dwingend recht. Mogen werkgever en werknemer hiervan afwijken?
A
meestal niet
B
meestal wel
C
ja
D
nee
Slide 17 - Quiz
vraag 14: Wat wordt bedoeld met 'een werkgever moet een goede werkgever zijn'?
A
Hij moet zorgen voor een gezonde werkplek.
B
Hij moet rekening houden met de belangen van zijn werknemers.
C
Hij moet een goed salaris betalen.
D
Hij moet een getuigschrift meegeven bij het einde van een dienstbetrekking.
Slide 18 - Quiz
vraag 15: Wie worden vertegenwoordigd door de vakbonden?
A
de werknemers die niet lid zijn van een vakbond
B
alleen de werknemers die lid zijn van een vakbond
C
de werkgevers
D
alle werknemers
Slide 19 - Quiz
vraag 16: wie verklaart de cao verbindend?
A
de minister van Justitie
B
premier Schoof
C
de Raad van State
D
de minister van Sociale Zaken
Slide 20 - Quiz
vraag 17: In de wereld van het professionele wielrennen zijn de laatste jaren nogal wat profs direct door hun ploegbazen naar huis gestuurd door het gebruik van doping. Welke vorm van ontslag is hier toegepast?
Slide 21 - Open question
Slide 22 - Video
vraag 18: Omdat het financieel niet goed gaat met het bedrijf moet mevrouw Ten Voorst (al tien jaar verbonden aan het bedrijf) ontslagen worden. Hoe zal de arbeidsovereenkomst ten einde komen?
A
ze wordt op staande voet ontslagen
B
ontbinding door de rechter
C
na toestemming van het UWV
D
opzegging met onmiddellijke ingang.
Slide 23 - Quiz
vraag 19: Aan welke rechter kan gevraagd worden om om een arbeidsovereenkomst te ontbinden als een werknemer zijn werk niet goed doet, altijd te laat komt of zijn vakkennis niet bijhoudt?
A
de bestuursrechter
B
de kantonrechter
C
de rechter van het UWV
D
de politierechter
Slide 24 - Quiz
vraag 20: Regelmatig lezen we in het nieuws over beroepsvoetballers of trainers dat hun contract niet wordt verlengd. Gaat het dan om een contract voor bepaalde of voor onbepaalde tijd?