Dit wetsartikel zegt dat er een arbeidsovereenkomst bestaat als iemand:
voor een ander
tegen beloning
gedurende drie opeenvolgende maanden
óf wekelijks óf ten minste twintig uur per maand arbeid verricht.
Nu Anton vijf opeenvolgende maanden wekelijks drie uur arbeid verricht, wordt
aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, tenzij de werkgever kan
bewijzen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. De bewijslast ligt nu niet
bij Anton, maar bij de werkgever. Het bestaan van de arbeidsovereenkomst is van belang
voor Anton, omdat hij in dat geval onder andere ontslagbescherming heeft.
NB: Anton voldoet niet aan de eis van twintig uur per maand maar wel aan de eis dat hij
gedurende minstens drie maanden achter elkaar wekelijks arbeid heeft verricht.