tekst 6 Argo tweede helft

2Ga Argo les 6
regel 12 t/m 22
1 / 39
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2Ga Argo les 6
regel 12 t/m 22

Slide 1 - Slide

12 Ἐν δὲ τῷ μέσῳ ἐστὶν Ἀθηνᾶ.
Over wie gaat deze alinea dus?

Slide 2 - Open question

Welke godin is ἡ Ἀθηνᾶ?
A
B
C
D

Slide 3 - Quiz

12 Ἐν δὲ τῷ μέσῳ ἐστὶν Ἀθηνᾶ.
In welke naamval staat τῷ μέσῳ?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 4 - Quiz

regel 12-13: Ἡ θεὰ ὅπλα φέρει,
Sleep de onderdelen naar de juiste plek:
werkwoord
lijdend vw
onderwerp
φέρει
ὅπλα
Ἡ θεὰ

Slide 5 - Drag question

Vertaal nu het zinsdeel:
Ἡ θεὰ ὅπλα φέρει,

Slide 6 - Open question

12-13 Ἡ θεὰ ὅπλα φέρει, τὸ δόρυ καὶ τὴν ἀσπίδα.
Welke twee wapens draagt de godin?
A
B
C
D

Slide 7 - Quiz

13-14 Ἀεὶ γὰρ διὰ τῆς μάχης τοὺς Ἕλληνας φυλάττει.
Sleep de onderdelen naar de juiste functie:
werkwoord
genivitus
accusativus
φυλάττει
τοὺς Ἕλληνας
τῆς μάχης

Slide 8 - Drag question

13-14 Ἀεὶ γὰρ διὰ τῆς μάχης τοὺς Ἕλληνας φυλάττει.

Waarom is τῆς μάχης hier genitivus?
A
als bijvoeglijke bepaling 'van'
B
na een voorzetsel + gen.
C
na een werkwoord + gen.
D
de andere naamvallen waren op

Slide 9 - Quiz

13-14 Ἀεὶ γὰρ διὰ τῆς μάχης τοὺς Ἕλληνας φυλάττει.

In φυλάττει zit het onderwerp van de zin. Wie is het onderwerp?
A
hij
B
zij ev.
C
het
D
zij mv.

Slide 10 - Quiz

13-14 Ἀεὶ γὰρ διὰ τῆς μάχης τοὺς Ἕλληνας φυλάττει.
Vertaal nu de zin.

Slide 11 - Open question

15 Εἰς δὲ τὴν Ἀθηνᾶν οἱ θεοὶ βλέπουσι
Sleep de onderdelen weer naar de juiste benaming
nominativus
accusativus
werkwoord
βλέπουσι
οἱ θεοὶ
 Εἰς τὴν Ἀθηνᾶν

Slide 12 - Drag question

οἱ θεοί betekent:
A
de god
B
de godin
C
de goden
D
de godinnen

Slide 13 - Quiz

15 Εἰς δὲ τὴν Ἀθηνᾶν οἱ θεοὶ βλέπουσι
vertaal nu de zin.

Slide 14 - Open question

15-16 καὶ τὸ πρᾶγμα μάλα θαυμάζουσιν·
Wie is het onderwerp bij θαυμάζουσιν?
A
hij
B
zij ev.
C
het
D
zij mv.

Slide 15 - Quiz


Achter θαυμάζουσι staat een hoge punt. Welk leesteken wordt hiermee aangeduid?

A
!
B
?
C
.
D
: of ;

Slide 16 - Quiz

15-16 καὶ τὸ πρᾶγμα μάλα θαυμάζουσιν·
vertaal nu dit zinsdeel.

Slide 17 - Open question

16 τὴν τῆς θεᾶς γένεσιν
waarbij hoort τὴν?
A
τῆς
B
θεᾶς
C
γένεσιν
D
nergens bij

Slide 18 - Quiz

16 τὴν τῆς θεᾶς γένεσιν
Hier staat welke zaak de goden bewonderen. Vertaal dit zinsdeel.

Slide 19 - Open question

De geboorte van Athena was iets heel bijzonders.

In het volgende filmpje zie je hoe Athena geboren is.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

16-17 οὐκ ἐκ τῆς μητρός,
In welke naamval staat τῆς μητρός?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 22 - Quiz

16-17 οὐκ ἐκ τῆς μητρός,
waarom staat τῆς μητρός in de genitivus?
A
als bijvoeglijke bepaling
B
na een voorzetsel + gen.
C
na een werkwoord + gen.

Slide 23 - Quiz

Vertaal: οὐκ ἐκ τῆς μητρός,

Slide 24 - Open question

17 ἀλλ᾽ ἐκ τῆς τοῦ πατρὸς κεφαλῆς.
waarbij hoort τῆς?
A
τοῦ
B
πατρὸς
C
κεφαλῆς
D
nergens bij

Slide 25 - Quiz

Vertaal 17: ἀλλ᾽ ἐκ τῆς τοῦ πατρὸς κεφαλῆς.

Slide 26 - Open question

ἐκ τῆς τοῦ πατρὸς κεφαλῆς
Wie was dus de vader?

Slide 27 - Open question

18-19 Τὴν γὰρ Διὸς κεφαλὴν ὁ Ἥφαιστος τῇ ἀξίνῃ ἀνασχίζει
Sleep de zinsdelen weer naar de juiste functie:
nominativus
accusativus
genitivus
werkwoord
ἀνασχίζει
ὁ Ἥφαιστος
Διὸς
Τὴν κεφαλὴν

Slide 28 - Drag question

Vertaal: 18-19 Τὴν γὰρ Διὸς κεφαλὴν ὁ Ἥφαιστος τῇ ἀξίνῃ ἀνασχίζει

Slide 29 - Open question

Vertaal 19: καὶ ἰδού, ἡ Ἀθηνᾶ πάρεστιν·

Slide 30 - Open question

20 τὰς ἐσθῆτας καὶ τὰ ὅπλα ἤδη ἔχει.
Welke functie heeft τὰς ἐσθῆτας καὶ τὰ ὅπλα?
A
nominativus
B
genitivus
C
accusativus
D
werkwoord

Slide 31 - Quiz

20 τὰς ἐσθῆτας καὶ τὰ ὅπλα ἤδη ἔχει.
Wie is het onderwerp bij ἔχει?
A
hij
B
zij
C
het
D
zij (mv)

Slide 32 - Quiz

20 τὰς ἐσθῆτας καὶ τὰ ὅπλα ἤδη ἔχει.
Vertaal.

Slide 33 - Open question

20 Βλέπει μὲν εἰς τὸν πατέρα ἡ νεογνὴ θεά,
Sleep de zinsdelen naar de juiste functie.
nominativus
accusativus
werkwoord
ἡ νεογνὴ θεά
εἰς τὸν πατέρα
Βλέπει

Slide 34 - Drag question

20 Βλέπει μὲν εἰς τὸν πατέρα ἡ νεογνὴ θεά,
Vertaal.

Slide 35 - Open question

21-22 ὁ δὲ Ζεὺς εἰς τὴν θυγατέρα.
Wat moet je hier aanvullen?
A
nominativus
B
genitivus
C
accusativus
D
werkwoord

Slide 36 - Quiz

19-20 ὁ δὲ Ζεὺς εἰς τὴν θυγατέρα.
Je moet dus βλέπει aanvullen. Vertaal nu de zin.

Slide 37 - Open question

Tekst 6 is gebaseerd op de voorkant van de tempel van Athena in Athene.
Bekijk de volgende afbeelding en sleep de namen naar de juiste goden.

Slide 38 - Slide

1
2
3
4
5
Hephaistos
Apollo
Poseidon
Athena
Zeus

Slide 39 - Drag question