Les 3 Spellen met werkwoorden

Werkwoordspelling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Zal het druk worden denk je?

Slide 2 - Slide

In de
  • De foto in de vorige dia laat zien wat er kan gebeuren als een woord verkeerd wordt gespeld, er ontstaat verwarring.

  • Taal is niet door mensen bedacht. Je zou kunnen zeggen dat taal is ontstaan, en dat het, net als de mens, is geëvolueerd. 

  • De basis van iedere taal is de gesproken taal. Pas toen mensen begonnen te schrijven ontstonden de eerste regels. Om verwarring te voorkomen.

Slide 3 - Slide

Bekijk het onderstaande filmpje

Slide 4 - Slide

In welk jaar kwam de eerste Nederlandse spelling?

Slide 5 - Open question

Hoe zat het ook alweer?

Bekijk het onderstaande filmpje...


Slide 6 - Slide

Schrijf op een blaadje/je telefoon (of ander device) de stam van de volgende werkwoorden:

  1.  Lopen
  2.  Relativeren
  3.  Smurfen
  4.  Kajakken
  5.  Onthouden
  6.  Ginnegappen

Slide 7 - Slide

De stam van het werkwoord vind je meestal door -en van het hele werkwoord af te halen:

fietsen           fiets
schaatsen           schaats

Maar niet altijd! Als het werkwoord eindigt op een -v of een -z maken we daar een -f of een -s van:

reizen            reis
verven          verf




Slide 8 - Slide

Wat is de juiste spelling?

Slide 9 - Slide

1. Vin_ je het terecht?

Slide 10 - Open question

2. Het beloof_ een groot feest te worden.

Slide 11 - Open question

3. Ik heb mij beschikbaar gestel_

Slide 12 - Open question

4. Hoewel ik onder het werk bedolven word_

Slide 13 - Open question

5. Bent u berei_ alles nog een keer te vertellen?

Slide 14 - Open question

6. Het te verwach_ besluit...

Slide 15 - Open question

7. Het te laat geland_ vliegtuig had vertraging

Slide 16 - Open question

8. Jij verwach_e toch dat de minister zou aftreden?

Slide 17 - Open question