211130 grammatica woordsoorten H4

Welkom HV1b!
Je hebt tijdens de uitleg alleen je schrift en een pen nodig.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom HV1b!
Je hebt tijdens de uitleg alleen je schrift en een pen nodig.

Slide 1 - Slide

Benoem alle woordsoorten:
olw, blw, zn, bn, hww, zww, vz. 
Kun je een woord niet benoemen? Dan schrijf je een x

  1. De lange man liep met zijn fiets door de verlichte stad.
  2. De lievelingstante van Lianne heeft een cadeau aan haar gegeven.

timer
3:00

Slide 2 - Slide

Leerdoelen


Ik kan aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen.

Slide 3 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
Wijst een mens, dier of ding aan.
Staat voor een zelfstandig naamwoord óf staat alleen, maar dan kan je het zn erachter denken.

Deze kast vind ik niet mooi, maar die wel.

Ik vind hetzelfde leuk als mijn zusje.

Slide 4 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 

LET OP:
dat en die MOET je kunnen vervangen voor dit of deze

De jongen die daar staat, vind ik aardig.

Aanwijzend voornaamwoord

LET OP:
Richtingen zijn GEEN aanwijzende voornaamwoorden.

daar, daarheen

Slide 5 - Slide

Noteer alle aanw. vnw:
  1. Weet jij van wie die tas is?
  2. Zulke gekke sokken heb ik nog nooit gezien!
  3. Dat meisje dat daar staat, is mijn vriendin.
  4. Deze Dikke Van Dale kan beter daar in die kast liggen.
timer
3:00

Slide 6 - Slide

Vragende voornaamwoorden (vr.vnw)
Er zijn er vier.

Wie, wat, welk(e), wat voor (een).

Ze hebben altijd met een vraag te maken.

Slide 7 - Slide

Vragend voornaamwoord 

LET OP:
Wie en wat zijn geen vragende voornaamwoorden als er geen vraag wordt gesteld en ze terugverwijzen naar een eerder woord.

De jongen van wie ik die tas heb gekregen, vind ik aardig.

Vragend voornaamwoord

LET OP:

Niet alle vraagwoorden zijn een vragend voornaamwoord.

waar, waarheen, hoe, waarom, wanneer

Slide 8 - Slide

Noteer alle vr. vnw:
  1. Welke sokken draag jij graag?
  2. De leraar over wie jij mij vertelde, klinkt erg leuk!
  3. Weet jij van wie die tas is?
  4. Wat voor telefoon heb jij? 
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Huiswerk:

Maak van H4 grammatica woordsoorten.

Online: Volg je eigen programma

Boek: Maak opdracht 1, 2 en 3 (blz. 126)

Klaar? Leerdoel behaald?
  1. Ik kan aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen.

Maak opdracht 3+4 van H5 grammatica woordsoorten uit je boek (blz. 158).

Heb je in beide opdrachten maximaal 1 fout? Dan mag je iets voor jezelf doen.

Heb je meer dan 1 fout in een van de opdrachten?
Maak op blz. 263 de opdrachten van de woordsoorten die je nog lastig vindt.

Slide 10 - Slide

E-mail bespreken

Slide 11 - Slide