M2, 1.8 spelling

Planning komende weken:
Voor de toetsweek: taaltoets
Na de toetsweek: boektoets

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning komende weken:
Voor de toetsweek: taaltoets
Na de toetsweek: boektoets

Slide 1 - Slide

1.8 spelling
In deze paragraaf herhaal je: 
- Hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt;

- Hoe je deze leestekens goed gebruikt: punt, komma, uitroepteken, vraagteken
In deze paragraaf leer je:
- aanhalingstekens goed gebruikt.
- tien dicteewoorden.


Slide 2 - Slide

Doe je wel voorzichtig
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 3 - Quiz

Vandaag gaan we aan de slag met spelling
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 4 - Quiz

Hij (verhuizen) naar een nieuw dorp.
A
verhuis
B
verhuist
C
verhuisd
D
verhuizen

Slide 5 - Quiz

Hoe (vinden) je de persoonsvorm?
A
vind
B
vindt
C
vin
D
vindtd

Slide 6 - Quiz

Hij (zijn) een heel stuk omgelopen.
A
is
B
ging
C
was
D
ben

Slide 7 - Quiz

Maak de instapopdracht
Maak opdracht 1a, 1b en 1c. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is de regel bij hij, zij of het in de tegenwoordige tijd?

Slide 12 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd/verleden tijd
Tegenwoordige tijd gaat voor verleden tijd

(smelten) De boter ... in de pan.

Slide 13 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd gaat voor verleden tijd

(laden) Waarom ... jij die auto zo vol?

Slide 14 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd/verleden tijd
Tegenwoordige tijd gaat voor verleden tijd

(braden) ... je moeder dat vlees zelf?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Weektaak
M. spelling 1.8 opdracht 1 t/m 8 en 10
M. spelling 2.8 opdracht 1 t/m 7 

Slide 18 - Slide