2 kader/gemengd - 1.8 deel 1

Welkom 2K2!
We starten met spelling, 
daarna gaan we verder met de fictieopdracht! 
Werkboek 1.8 - Spelling

Blz 76
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 2K2!
We starten met spelling, 
daarna gaan we verder met de fictieopdracht! 
Werkboek 1.8 - Spelling

Blz 76

Slide 1 - Slide

Pak je boek op blzIn deze paragraaf leer je:

• Hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt;

• Hoe je deze leestekens goed gebruikt: punt, komma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingstekens;

Slide 2 - Slide

    Persoonsvorm tegenwoordige tijd
     Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (t.t):



ik of jij erachter
Stam
ik word, vind jij
jij/hij/zij/het/u
(enkelvoud)

Stam + t

behalve als je of jij achter de persoonsvorm staat
jij wordt, zij vindt


Loop jij met me mee?
wij/zij/jullie
(= meervoud,meerdere personen)
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden 
worden= hele werkwoord      worden- en = de stam

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Oefenen op het wisbordje

Slide 5 - Slide

Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
met kofschiptaxi/sexy fokschaap
B
op gevoel
C
ik-vorm of ik-vorm + t

Slide 6 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Jij vindt het leuk
B
Jij vind dit leuk

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud de woorden
B
Hij onthoudt de woorden

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Jij wordt al heel lang
B
Jij word al heel lang

Slide 10 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Loop jij weg?
B
Loopt jij weg?

Slide 11 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Zwaait je naar mij?
B
Zwaai je naar mij?

Slide 12 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Raad jij het juiste woord?
B
Raadt jij het juiste woord?

Slide 13 - Quiz

Maken 
Opdracht 3, 4 en 5
op blz 77 +78

Klaar? - Nakijken en verder met je fictieopdracht

Slide 14 - Slide

Spelling les 2

Slide 15 - Slide

Schrijf in je schrift wanneer je de volgende leestekens gebruikt:


Kijk in de lesstof

Punt, komma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingstekens

Slide 16 - Slide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht

Klaar?
Aan de slag met 1.8
Maken 1.8
1 t/m 5








timer
10:00
Klaar?
inhalen test jezelf 1.3 + 1.5

Slide 18 - Slide