BSM oefentoets

Trainingsleer en spierfysiologie
trainingsleer 1 en 2

1 / 14
next
Slide 1: Slide
BSMMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Trainingsleer en spierfysiologie
trainingsleer 1 en 2

Slide 1 - Slide

Wat wordt bedoeld met het principe van supercompensatie in de context van training en sport?

Slide 2 - Open question

Supercompenstatie 
Supercompensatie is het fysiologische proces waarbij het lichaam, na een trainingsprikkel en de daaropvolgende herstelperiode, sterker, sneller of beter wordt dan het oorspronkelijke niveau. Dit is een adaptatiemechanisme waarmee het lichaam zich voorbereidt op toekomstige belastingen door te herstellen tot een hoger niveau dan voorheen, zodat het beter bestand is tegen soortgelijke of zwaardere inspanningen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat beschrijft de wet van verminderde meeropbrengst in de context van training?
A
Naarmate de intensiteit van de training toeneemt, wordt de hersteltijd steeds korter en zijn er steeds minder rustpauzes nodig.
B
Hoe langer je een specifieke oefening doet, hoe groter de verbeteringen worden in de getrainde spiergroep.
C
Naarmate je fitter wordt en meer traint, neemt de toename in prestaties per trainingssessie af, zelfs als je dezelfde inspanning blijft leveren.
D
Naarmate de trainingsbelasting toeneemt, verdwijnt het effect van supercompensatie en neemt het risico op blessures exponentieel toe.

Slide 5 - Quiz

Je bent een ervaren sporter die al geruime tijd dezelfde trainingsroutine volgt. Hoewel je in het begin veel vooruitgang hebt geboekt, merk je dat je nu nog maar weinig verbetering ziet in je prestaties, ondanks dat je dezelfde inspanning levert. Hoe zou je jouw trainingsprogramma kunnen aanpassen om toch verdere vooruitgang te boeken, rekening houdend met de wet van verminderde meeropbrengst?

Slide 6 - Open question

Antwoordindicatie:
Leerlingen kunnen aangeven dat ze bijvoorbeeld de intensiteit, variatie of complexiteit van de oefeningen moeten verhogen, andere trainingsmethoden moeten integreren (zoals intervaltraining, krachttraining of techniekverbetering) of periodisering kunnen toepassen. Het antwoord moet reflecteren dat leerlingen begrijpen dat dezelfde inspanning na verloop van tijd steeds minder rendement oplevert en dat een andere aanpak nodig is om vooruitgang te blijven boeken.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoe verloopt het resyntheseproces van ATP na intensieve inspanning?
A
ATP wordt direct door het lichaam aangemaakt zonder dat hiervoor energie of andere stoffen nodig zijn.
B
ATP wordt door het lichaam opnieuw opgebouwd door energie uit voedingsstoffen zoals koolhydraten en vetten vrij te maken.
C
ATP wordt na inspanning niet meer aangemaakt; het lichaam gebruikt alleen opgeslagen ATP voor energie.
D
ATP wordt omgezet in zuurstof om het lichaam van energie te voorzien tijdens herstel.

Slide 9 - Quiz

Stel dat je een lange duurinspanning uitvoert, zoals een marathon. Tijdens de eerste helft van de race gebruik je vooral glycogeen als energiebron, maar na verloop van tijd raakt de glycogeenvoorraad uitgeput en moet je meer op vetverbranding vertrouwen. Hoe verandert hierdoor de snelheid waarmee je energie (ATP) kunt leveren, en welke impact heeft dit op je prestatieniveau tijdens het tweede deel van de race? Hoe kun je je voeding en trainingsstrategie aanpassen om dit effect te beperken en je prestaties te verbeteren?

Slide 10 - Open question

Antwoordindicatie:

Leerlingen kunnen uitleggen dat de verminderde glycogeenvoorraad leidt tot een lagere ATP-productiesnelheid, omdat vetverbranding meer tijd en zuurstof kost dan koolhydraatverbranding. Hierdoor neemt de intensiteit van de inspanning af, wat kan resulteren in een lagere snelheid. Mogelijke strategieën om dit te beperken zijn het optimaliseren van glycogeenvoorraden door koolhydraatrijke voeding voorafgaand aan en tijdens de inspanning, het trainen van het lichaam om efficiënter vetten te gebruiken bij lagere intensiteit, en het ontwikkelen van een strategie voor koolhydraatinname tijdens de inspanning om de glycogeenvoorraad langer op peil te houden.

Slide 11 - Slide


Wat is een direct gevolg van een verhoogde melkzuurconcentratie in de spieren tijdens zware inspanning?
A
De afbraak van melkzuur in de lever stopt volledig, waardoor het lichaam geen energie meer kan leveren.
B
De zuurgraad (pH) in de spier daalt, wat de werking van enzymen belemmert en de spiercontractie bemoeilijkt.
C
Melkzuur verhoogt de zuurstoftoevoer naar de spieren, waardoor ze tijdelijk beter functioneren.
D
Een hogere concentratie melkzuur zorgt ervoor dat de spiercellen meer glycogeen kunnen opslaan.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Ik heb vertrouwen in de toets
A
Ja
B
Nee
C
Twijfel
D
Weet het niet

Slide 14 - Quiz