5-2 Zinsontleding

Goedemorgen allemaal,

Ga op je plek zitten
Start je laptop op

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen allemaal,

Ga op je plek zitten
Start je laptop op

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

Ontleden:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwerp
6. bijwoordelijke bepaling 
Oefenen examen op Facet

Slide 2 - Slide

Wat wil je graag met deze lessen?

Slide 3 - Open question

Wat heb je deze lessen nodig van mij?

Slide 4 - Open question

En nu!
Ontleden:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwerp
6. bijwoordelijke bepaling 



Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Wij maken altijd netjes ons huiswerk

Slide 8 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Ik was op weg naar school hard gevallen.
A
weg
B
was
C
gevallen
D
ik

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

In het weekend kijk ik graag films

Slide 10 - Open question

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 11 - Quiz

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 14 - Quiz

Wat is de onderwerp in de volgende zin?

De meiden liepen samen naar huis

Slide 15 - Open question

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Vanavond willen wij samen gaan sporten

Slide 16 - Open question

Wat is een werkwoordelijk gezegde?

Slide 17 - Open question

Wat is het gezegde in onderstaande zin?

Wij gaan morgen voetballen

Slide 18 - Open question

Wat is het gezegde in onderstaande zin?

De klas heeft het huiswerk goed gemaakt

Slide 19 - Open question

Er zijn drie lidwoorden.
Welke?

Slide 20 - Mind map

Welke lidwoorden zie je in onderstaande zin?

De meiden lopen samen naar het lokaal.

Slide 21 - Open question

Welke lidwoorden zie je in onderstaande zin?

De leerlingen hebben les in een grote gymzaal.

Slide 22 - Open question

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

Slide 23 - Mind map

Noem een zelfstandig naamwoord

Slide 24 - Mind map

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in onderstaande zin?

De jongens spelen met de voetbal

Slide 25 - Open question

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in onderstaande zin?

De klas maakt het huiswerk goed.

Slide 26 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 27 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 28 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De caissière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 29 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 30 - Quiz

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 31 - Quiz

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 32 - Quiz

Dit wil ik nog graag oefenen!!

Slide 33 - Open question






www.cambiumned.nl




Slide 34 - Slide