Hoofd en bijzinnen

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Hoofd en bijzinnen

Hoofdzin

Onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar.

Terwijl ze huiswerk maakte, draaide Lieke haar favoriete liedje.

Draaide Lieke haar favoriete liedje.

 =

 Hoofdzin

Bijzin

Onderwerp en persoonsvorm staan meestal niet naast elkaar.

Terwijl ze huiswerk maakte, draaide Lieke haar favoriete liedje.

Terwijl ze huiswerk maakte 

= 

Bijzin

Bijzin

Soms staan in een bijzin de persoonsvorm en het onderwerp wél naast elkaar.

In dat geval kun je er gemakkelijk een woord tussen plaatsen. Bijvoorbeeld ‘niet’ of ‘nooit’.

Bijzin

Omdat Thijsje wilde gaan, riep ze haar moeder.

Je kunt deze zin wel makkelijk aanpassen. 

In het eerste gedeelte past het woord ‘niet’ tussen de persoonsvorm en het onderwerp:

Omdat Thijsje niet wilde gaan, riep ze haar moeder.

Hoofzin

Hoeft niet aangepast te worden als er een enkelvoudige zin van gemaakt wordt.

 

Maaike voert de kippen, want ze hebben honger.

=

Maaike voert de kippen.

Ze hebben honger.

Bijzin

De woordvolgorde moet aangepast worden om er een goede enkelvoudige zin van te maken.

Maaike voert de katten nog niet, omdat ze hun eten nog niet op hebben.

Maaike voert de katten nog niet.

Ze hun eten nog niet op hebben. 

Deze woordvolgorde moet aangepast worden en wordt:

Ze hebben hun eten nog niet op.

Hoofdzin

Geeft de belangrijkste informatie.

Bijzin

Is meestal vervangbaar door 1 woord.

Wanneer hij zijn huiswerk maakt, is Ties heel geconcentreerd.

Dan is Ties heel geconcentreerd.

Nu samen:

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Kun jij even bellen als je thuis bent? 

Als je eerder wilt gaan, mag dat natuurlijk hoor.

Ik zou je graag fotograferen als dat mag