This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Meer dan lezen
§4 Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 1 - Slide
Goedemorgen!
* 10 minuten lezen
* uitleg boekenpitch
* lesdoelen
* theorie §4 Tekstdoelen en tekstsoorten
* oefenen
* inschrijven boekenpitch
* huiswerk opschrijven en maken
* evaluatie
Telefoon in je tas!
Klaarleggen:
-agenda
-etui
-leesboek
-laptop (uit)
Slide 2 - Slide
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Boekenpitch
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Uitleg boekenpitch
Doelen:
* Je kunt vertellen over een boek.
* Je kunt een korte presentatie voorbereiden (1 á 2 minuten)
* Je kunt de gegeven punten verwerken in je presentatie.
* Je kunt zelf een afspraak maken om je boekenpitch uit te voeren in de klas.
Slide 6 - Slide
Stap 1 - Oriënteren
* bekijk het boek;
* bekijk de binnenkant;
* denk nog eens na over de inhoud van het boek.
Stap 2 - Voorbereiden
Inhoud presentatie: Mening:
- schrijver - over het uiterlijk van het boek
- titel - voor welk publiek?
- thema - waarom zou je het boek - inhoud wel/niet lezen
- geef overal argumenten!
Slide 7 - Slide
Stap 3 - Oefenen
Oefen de presentatie hardop.
Zorg dat alle punten van stap 2 aan bod komen.
Let op de tijd! Je presentatie mag maximaal 2 minuten duren!
Stap 4 - Uitvoeren
Spreek met je docent af wanneer je je boekenpitch kunt houden.
Iedereen moet zijn boekenpitch vóór 1 juni gedaan hebben!
Vergeet je boek niet mee te nemen.
Stap 5 - Evaluatie
Kijk en luister goed naar elkaars presentatie.
Bedenk 1 tip en 1 top.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Lesdoel:
Je kunt tekstdoelen en tekstsoorten herkennen.
Slide 10 - Slide
Met welk doel zijn deze teksten geschreven denk je? Overleg met je buurman of buurvrouw.
timer
2:00
Slide 11 - Slide
Het woord doel wordt in twee betekenissen gebruikt.
Wat bedoelt het jongetje en wat bedoelt Dirkjan?
Slide 12 - Slide
§4 Tekstdoelen en tekstsoorten (blz. 26)
Doel: Je herkent het verschil tussen informeren, instruerende en overtuigende teksten.
Een schrijver van een tekst wil iets bereiken met zijn tekst. Hij heeft een tekstdoel. Er zijn vijf tekstdoelen, maar je leert er nu drie: informeren, instrueren en overtuigen.
Zo vind je het tekstdoel
Bedenk wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken. Bekijk met welke tekstsoort je te maken hebt. Lees je bijvoorbeeld een nieuwsbericht of een gebruiksaanwijzing?
Slide 13 - Slide
tekstdoel
de schrijver wil
voorbeelden
informeren
dat je iets te weten komt
nieuwsbericht, schoolboek, verslag
instrueren
dat je leert hoe je iets moet doen
gebruiksaanwijzing, spelregels
overtuigen
dat je zijn mening overneemt
bespreking van een boek of film
We gaan oefenen...
Inloggen in LessonUp met je laptop.
Slide 14 - Slide
Welk tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
Slide 15 - Quiz
Welk tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
Slide 16 - Quiz
Welk tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
Slide 17 - Quiz
Welk tekstdoel
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
Slide 18 - Quiz
Welk tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
Slide 19 - Quiz
Ik weet wat de tekstdoelen informeren, instrueren en overtuigen inhouden.
😒🙁😐🙂😃
Slide 20 - Poll
Ik kan de tekstdoelen informeren, instrueren en overtuigen herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃
Slide 21 - Poll
Huiswerk voor donderdag 30 november:
Oefen voor de toets van cursus 7 spelling.
Huiswerk voor maandag 4 december:
Maak de opdrachten die klaar staan in de planning van de online methode.
Ga naar fronter > methodes > Nieuw Nederlands > planning > huiswerk maandag 4 december
En nu:
-inschrijven boekenpitch -> ZET DE DATUM OOK IN JE AGENDA!