Eem(s) kieken

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 1

Wat hoort allemaal bij het vak Nederlands?

Wat gaan we doen?

We doen in tweetallen een quiz over verschillende taalonderdelen. 

Overleg zachtjes, zodat niemand je antwoord kan horen.

                                                         Succes!

algemene taalvragen

In welke zin is de woordvolgorde goed?

1. Ik heb heel hard geniesd.
2. Ik vandaag gelachen heb.
3. Gewerkt heb ik heel hard.
4. Ik heb geweest ziek .

Welk stukje past het beste in de zin:

Ik heb deze week .............. gelezen.

1. de mooie boek
2. het mooi boek
3. een mooi boek
4. een mooie boek

Welke twee woorden betekenen bijna hetzelfde?

1. groot - groter
2. viool - trompet
3. stuk - kapot
4. dag - nacht

Welke twee woorden zijn geen tegenstelling?

1. contant - pinnen
2. digitaal - analoog
3. veilig - gevaarlijk
4. delen - verliezen

Wat is een synoniem?

1. Wanneer woorden (ongeveer) hetzelfde betekenen.
2. Een vorm van een werkwoord.
3. Wanneer woorden een tegenstelling zijn.
4. Een spreekwoord.

Wat betekent:
toilet

1. auto
2. wasbak
3. fiets
4. wc

Vul aan:
Hoge bomen, vangen veel ......

1. blaadjes
2. wind
3. vogels
4. zon

Welk woord is fout gespeld?

1. school
2. bezem
3. viets
4. aardig

Welk woord is fout gespeld?

1. sgool
2. rekenen
3. banaan
4. fietstas

Welk woord is fout gespeld?

1. levende
2. huismus
3. preofwerk
4. gordijn

Welk woord is fout gespeld?

1. telefoon
2. hooftletter
3. Instagram
4. restaurant

Welk woord is fout gespeld?

1. oliebol
2. appelflap
3. tijger
4. oliefant

Welk woordsoort is:
rode

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welk woordsoort is:
tafel

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welk woordsoort is:
rennen

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welk woordsoort is:
het

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Welk woordsoort is:
gaan

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Wat is de persoonsvorm in:

Mijn tante geeft de hond een koekje.

1. Mijn tante
2. geeft
3. de hond
4. een koekje

Wat is de persoonsvorm in:

Heb jij nog een euro voor mij?

1. Heb
2. een euro
3. jij
4. voor mij

Wat is het onderwerp in de zin:

Ik gooi de bal naar de overkant.

1. Ik
2. de bal
3. gooi
4. naar de overkant

Wat is het onderwerp in de zin:

Loopt hij met de fiets naar Sanne?

1. Loopt
2. hij
3. met de fiets
4. naar Sanne

Wat is het gezegde in de zin:

Ik heb een hele tijd gerend.

1. Ik
2. heb
3. heb gerend
4. een hele tijd

   Fictie

Wat is jouw favoriete boek?