voorzetsels zorgen ervoor dat de vorm van het bezittelijk voornaamwoord verandert:
mit meinen Eltern (meine Eltern)
mit meinem Bruder (mein Bruder)
in meinem Zimmer (mein Zimmer)
onthoud
-em (der /das)
voorzetsel = -er (die) <- leer dit uit je hoofd!
-en (meervoud)