Koppelwerkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Noem de 9 koppelwerkwoorden

Koppelwerkwoord

Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.

Opdracht: verzin een ezelsbruggetje om deze werkwoorden te onthouden.

Noem het naamwoordelijk gezegde: Hij blijkt een goede surfer te zijn.

1. Blijkt te zijn
2. Hij blijkt te zijn
3. Blijkt een goede surfer te zijn
4. Een goede surfer

Wat is het verschil tussen actiespanning en psychologische spanning?

Wat is de betekenis van: ambitieus?

Wat is de betekenis van: columnist?

Wat is de betekenis van: manipuleren?

Vervoeg het werkwoord: racen (ik.. hij...zij...)

NWG of WWG - Hij blijkt ziek te zijn.

1. Blijkt - wwg
2. Blijkt ziek te zijn - nwg
3. Blijkt ziek - nwg
4. Blijkt te zijn - nwg

Wat is het kenmerk van een bedrijvende zin?

1. Er zit geen LV in
2. Er zit wel een LV in, maar geen onderwerp.
3. Het onderwerp doet iets en er zit wel een lv in.
4. Er is geen specifiek kenmerk voor een bedrijvende zin.

NWG of WWG? De docent is vandaag aan het spijbelen.

1. Is aan het spijbelen - wwg
2. Is - nwg
3. Is aan het spijbelen - nwg
4. Is spijbelen - nwg