HV2 préparation au test chapitre 6

1 / 20
next
Slide 1: Interactive video with 5 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

5

Slide 1 - Video

Wie
Waarom 
Qu'est-ce que
Waar
Quand
Hoe
timer
1:00
De vraagwoorden
Qui
Pourquoi
Wat
Wanneer 
Comment

Slide 2 - Drag question

Vraag aan iemand waar hij woont
in het Frans
geen hoofdletter wel vraagteken (denk aan de accents)

Slide 3 - Open question

Vertel waar je woont in het Frans

Slide 4 - Open question

Vraag of het ver is in het Frans
geen hoofdletter wel vraagteken

Slide 5 - Open question

Zeg dat je te voet naar het terras gaat in het Frans
geen hoofdletter, wel punt.

Slide 6 - Open question

le présent
le passé composé
le futur proche
de toekomst
de verleden tijd
het heden

Slide 7 - Drag question

passé composé
Futur proche
présent
Ils ont regardé
ils vont chercher
je suis venu
tu cherches
je vais partir
Nous rentrons

Slide 8 - Drag question

Wat is een futur proche?
A
Tu vas avoir
B
Tu as eu
C
Tu auras
D
Tu aurais

Slide 9 - Quiz

Wat is een futur proche?
A
Ils courent
B
Ils vont courir
C
Ils couriront
D
Ils ont couru

Slide 10 - Quiz

Geen Franse vraagwoorden in het woordweb.
Vraagwoorden

Slide 11 - Mind map

Vertaal: wij gaan tv kijken
A
nous avons regarder la télé
B
nous allons regarder la télé
C
nous allons regardé la télé

Slide 12 - Quiz

Vertaal: hoeveel vakken heb je
A
tu as combien de matières?
B
tu as comment de matières?
C
tu as quand de matières?
D
tu as où de matières

Slide 13 - Quiz

vertaal: ik zoek het station
geen hoofdletter, wel punt

Slide 14 - Open question

wat hoort niet in het rijtje :
le sud le nort l' ouest l' est
A
le sud
B
l' ouest
C
l' est
D
le nort

Slide 15 - Quiz

vul in wat er op de stippels moet staan
------------- on doit aller à gauche
A
on voit
B
en train
C
selon moi
D
trop

Slide 16 - Quiz

Wat is niet juist?
A
en train
B
à vélo
C
en bus
D
à voiture

Slide 17 - Quiz

zet in de passé composé:
Tu (chanter)

Slide 18 - Open question

zet in de futur proche:
Ils (manger)
geen hoofdletter, wel punt

Slide 19 - Open question

Opdracht 3
Sleep de zinnen naar het juiste rode blokje. Hoort het dus bij de weg wijzen of juist de weg vragen

demander le chemin (de weg vragen)
indiquer le chemin
(de weg wijzen)
Excusez-moi, je cherche la gare
Oui, c'est tout droit
C'est loin?
Non, c'est à 5 minutes.
C'est tout près.
Pardon, je cherche la boulangerie

Slide 20 - Drag question