Regels van zwakke werkwoorden (vt)
1. Zet het werkwoord in de ik-vorm Bijvoorbeeld: lachen - ik
lach2. Zet -de of -te achter de ik-vorm (één persoon/ding)
Bijvoorbeeld: ik/jij/hij lachte
3. Zet -den of -ten achter de ik-vorm (meer personen/dingen)
Bijvoorbeeld: wij/jullie/zij lachten