Spelling B5 herhaling

Spelling B3W1L3
woordsoorten, zinsdelen, werkwoorden
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling B3W1L3
woordsoorten, zinsdelen, werkwoorden

Slide 1 - Slide

Woordsoorten
Je kent de volgende woordsoorten:
- lidwoord                                                               - telwoord
- zelfstandig naamwoord                               - rangtelwoord
- werkwoord                                                          - voorzetsel
- hulpwerkwoord                                                 - voegwoord
- voltooid deelwoord                                         - persoonlijk voornaamwoord
- bijvoeglijk naamwoord                                  - bezittelijk voornaamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord               - vragend voornaamwoord
 - bijwoord                                                               - aanwijzend voornaamwoord

Slide 2 - Slide

'Kennen jullie alle oceanen'.
In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
1e persoon meervoud
D
2e persoon meervoud

Slide 3 - Quiz

'Wij praten over koetjes en kalfjes'.
In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
1e persoon meervoud
D
2e persoon meervoud

Slide 4 - Quiz

'Daisy houdt haar spreekbeurt over de spectaculaire maanlandingen'.
Wat is 'haar' voor woord?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 5 - Quiz

'Daisy houdt haar spreekbeurt over de spectaculaire maanlandingen'.
Wat is 'Spectaculaire' voor woord?
A
Voorzetsel
B
Bijwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz

'Daisy houdt haar spreekbeurt over de spectaculaire maanlandingen'.
Wat is 'over' voor woord?
A
Voorzetsel
B
Bijwoord
C
Telwoord
D
Voegwoord

Slide 7 - Quiz

'Zijn collega heeft hier een wereldberoemde foto van gemaakt'.
Wat is 'zijn' voor woord?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voegwoord

Slide 8 - Quiz

'Zijn collega heeft hier een wereldberoemde foto van gemaakt'.
Wat is 'foto' voor woord?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Hulpwerkwoord

Slide 9 - Quiz

'Zijn collega heeft hier een wereldberoemde foto van gemaakt'.
Wat is 'hier' voor woord?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

Zinsdelen
Je kent de volgende zinsdelen:
- onderwerp
- persoonsvorm
- lijdend voorwerp
- werkwoordelijk gezegde
- bepaling van plaats en tijd
Nieuw zinsdeel:
- meewerkend voorwerp

Slide 11 - Slide

Nieuw zinsdeel
Meewerkend voorwerp:


Slide 12 - Slide

'Elvin wil ons Amsterdam laten zien'
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

A
Elvin
B
ons
C
Amsterdam

Slide 13 - Quiz

'Ze vraagt Ira de naam van een gevel'
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?


A
Ze
B
Ira
C
de naam
D
een gevel

Slide 14 - Quiz

'Ira gaat Elvin het goede antwoord geven?'
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?


A
Ira
B
Elvin
C
het antwoord
D
het goede antwoord

Slide 15 - Quiz

'Zal ik je de gevelnaam geven?'
Wat is het onderwerp in deze zin?

A
Zal
B
ik
C
je
D
de gevelnaam

Slide 16 - Quiz

'Ik kan je alles over trapgevels vertellen?'
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

A
ik kan vertellen
B
kan je alles vertellen
C
kan je vertellen
D
kan vertellen

Slide 17 - Quiz

Werkwoorden

Slide 18 - Slide

Schrijf het werkwoord in de goede vorm op:
'In Amerika ....... je een kalkoen op Thanksgiving.'
- verslinden -

Slide 19 - Open question

Schrijf het werkwoord in de goede vorm op:
'Met Sint Maarten..... je je hand op voor snoep.'
- houden -

Slide 20 - Open question

Schrijf het werkwoord in de goede vorm op:
'Vorig jaar waren er mensen die een foto van Bigfoot ............'
- maken -

Slide 21 - Open question

Schrijf het werkwoord in de goede vorm op:
'Maar ............... zij Bigfoot toen echt?.'
- ontmoeten -

Slide 22 - Open question

Schrijf het werkwoord in de goede vorm op:
'Hebben zij die foto's ook ............?
- printen -

Slide 23 - Open question

Schrijf het werkwoord in de goede vorm op:
'............ jij die praatjes over Bigfoot?
- geloven -

Slide 24 - Open question

Luister naar het dictee en 
schrijf de woorden goed op in je schrift.

Slide 25 - Slide

Ga  verder in je mapje

Slide 26 - Slide