scr3

scr3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 76 min

Items in this lesson

scr3

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  - Aan het einde van de les kunnen de leerlingen drie nieuwe woorden uit de woordenlijst
van hoofdstuk 1 en 2 toepassen en uitleggen in de context van het gelezen hoofdstuk. - Aan het einde van de les kunnen de leerlingen leesstrategieën zoals voorspellen, vragen
stellen en samenvatten toepassen tijdens het lezen van het boek. - Aan het einde van de les kunnen de leerlingen de hoofdstukvragen invullen en bespreken
in duo's, en een korte mondelinge samenvatting van de twee hoofdstukken geven. - Aan het einde van de les kunnen de leerlingen reflecteren op hun leerproces en evalueren
of ze de lesdoelen hebben behaald. 

Slide 2 - Slide

Wat hebben we gelezen in HS 1 en 2?

Slide 3 - Slide

Wat betekent het woord 'schaamte'?
A
Een gevoel van ongemak of verlegenheid over iets wat je hebt gedaan.
B
Dingen die je in je hoofd denkt.
C
Iemand die strafbare feiten pleegt.

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het woord 'flacon'?
A
Het gevoel dat je iets verkeerds hebt gedaan.
B
Klein flesje voor vloeistoffen
C
Een gevangenis voor jonge mensen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent het woord 'crimineel'?
A
Iemand die strafbare feiten pleegt.
B
Het gevoel dat je iets verkeerds hebt gedaan
C
Een gevangenis voor jonge mensen.

Slide 6 - Quiz

Woorden HS 3

Slide 7 - Slide

1. Onverschillig - Niet geïnteresseerd of zonder betrokkenheid.
2. Catastrofe - Een grote ramp of mislukking.
3. Depressie - Een ernstige stemmingsstoornis met gevoelens van diepe droefheid
en wanhoop.
4. Verlangen - Een sterk gevoel dat je iets heel graag wilt.
5. Ontsnapping - Het ontvluchten van een plaats of situatie.
6. Verzoening - Het herstellen van een goede relatie na een conflict.
7. Zwijgplicht - De verplichting om niets te zeggen over iets.
8. Impliciet - Niet direct gezegd maar wel gesuggereerd.

Slide 8 - Slide


1. Dwalen - Zonder doel rondlopen of afdwalen.
2. Frustratie - Een gevoel van irritatie of teleurstelling door een obstakel.
3. Paranoia - Een irrationele angst dat anderen je kwaad willen doen.
4. Misleidend - Iets dat bedoeld is om te bedriegen of te verwarren.
5. Berouw - Spijt hebben van een fout of zonde.
6. Ontzet - Verbijsterd of geschokt zijn.
7. Wanhoop - Het verlies van alle hoop.
8. Verbijstering - Een toestand van extreme verwarring of verbazing. 

Slide 9 - Slide

 Woordenlijst hoofdstuk 4

Slide 10 - Slide

Opdracht
- Voorlezen in duo's 
- Vragen samen maken
- Moeilijke woorden opschrijven

Slide 11 - Slide

Moeilijke woorden bespreken

Slide 12 - Slide

Exit-ticket!
Op Magister in berichten staat een exit-ticket klaar

Slide 13 - Slide