Griftland M3 du les 3, K2

Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht
Dienstag 24. Januar 2023
Woche 4 - Winter
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht
Dienstag 24. Januar 2023
Woche 4 - Winter

Slide 1 - Slide

Wie geht es dir?
Gutenmorgen!

Slide 2 - Slide

Am Samstag habe/ bin ich
Am Sonntag 
Am Freitag
lernen
aufsschlafen
faulenzen
essen
mit Freunden treffen
schwimmen
Feier haben
Games spielen
Musik machen / hören
Sport treiben
usw. 

morgens / mittags /abends
den ganzen Tag / und 
Es war ...
toll.
super.
langweilig.
anstrengend.
blöd.
doof.

timer
1:00

Slide 3 - Slide

Was machen wir heute?
- Studiewijzer: Prüfungen
nächste Woche (5): Freitag: Hör- und Lesefertigkeit
Woche 7: SO Grammatik und Wörter Kap 2
Woche 10: Prüfung Kapitel 2
Woche 11: Mündliche Prüfungen
- Hören "beim Arzt" 
- Satzanalyse
- Hausaufgaben überprüfen 
- neue Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

9

Slide 5 - Video

01:13
Was bedeutet "mir geht's schon"
A
het gaat niet goed met mij
B
het gaat heel goed met mij
C
het gaat alweer
D
er is niets aan de hand

Slide 6 - Quiz

01:37
Was bedeutet "ein Termin" ?

Slide 7 - Open question

03:42
Was bedeutet "Krankmeldung" ?
A
een plofkraak
B
een ziekmelding
C
krantenmelding
D
vermelding

Slide 8 - Quiz

04:00
Toen het meisje de wachtkamer binnenkwam keek iedereen heel geïrriteerd, waarom?

Slide 9 - Open question

05:32
Was sind Gliederschmerzen?
A
Pijn aan het hoofd
B
Pijn aan de ledematen
C
Pijn aan de buik
D
Pijn aan de spieren

Slide 10 - Quiz

06:11
Was ist "Fieber" ?

Slide 11 - Open question

06:36
Wat moet ze doen om beter te worden?
A
medicijnen en rust
B
rust en slapen
C
een warm bad
D
onder de douche en naar bed

Slide 12 - Quiz

06:50
Wat zijn "Halsschmerzen"?
A
Hoofdpijn
B
Halspijn
C
Keelpijn

Slide 13 - Quiz

07:14
Was bedeutet "Gute Besserung" ?

Slide 14 - Open question

Zinsontleding ?

Slide 15 - Mind map

Zinnen ontleden = belangrijk
In Duits > alle zinnen hebben een functie zoals: 
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp etc. 
>>gekoppeld aan naamvallen
  • gezegde
  •  onderwerp = eerste naamval
  •  lijdend voorwerp = vierde naamval
  •  meewerkend voorwerp = derde naamval


Slide 16 - Slide

de man koopt een auto
  • wat is het gezegde?
  • (alle werkwoorden in de zin) => koopt
  • onderwerp? 
  • WIE/WAT + gezegde => de man
  • lijdend voorwerp?
  • WIE/WAT + gezegde + onderwerp => een auto

Slide 17 - Slide

de vrouw geeft jou een kado
  • wat is het gezegde?
  • (alle werkwoorden in de zin) => geeft
  • onderwerp? 
  • WIE/WAT + gezegde => de vrouw
  • lijdend voorwerp?
  • WIE/WAT + gezegde + onderwerp => een kado
  • meewerkend voorwerp?
  • AAN WIE/WAT + gezegd + onderwerp + lijdend voorwerp? = jou

Slide 18 - Slide

De man eet een broodje.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
de man
B
eet
C
een broodje

Slide 19 - Quiz

Anna heeft een trui gekocht.
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
A
Anna
B
een trui
C
heeft
D
gekocht

Slide 20 - Quiz

Mark geeft hem het boek.
Wat is "hem" in deze zin?
A
onderwerp (1e naamval)
B
lijdend voorwerp (4e naamval)
C
meewerkend voorwerp (3e)

Slide 21 - Quiz

Mark heeft de bus gemist. Welke functie heeft "de bus" in deze zin?

Slide 22 - Open question

het Duits heeft 4 naamvallen
de tweede hoeven jullie niet te leren.
Jetzt auf Deutsch....

Slide 23 - Slide

Die Frau kauft eine Hose.
Welke rol heeft "Hose" in de zin?
A
1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp)
C
4e naamval (lijdend voorwerp)

Slide 24 - Quiz

Die Mutter gibt ihrem Sohn ein Heft.
Welk woord is derde naamval (=meewerkend voorwerp)
A
Die Mutter
B
gibt
C
ihrem Sohn
D
ein Heft

Slide 25 - Quiz

Übung 3:  
die Zahnschmerzen - de kiespijn
die Halsschmerzen - de keelpijn
der Heuschnupfen - de hooikoorts
die Erkältung - de verkoudheid
die Grippe - de griep


Übung 4:  
das Auge / die Nase / der Mund
das Ohr / der Bauch / der Arm / die Hand
Übung 5:  
1) wieder
2) gesund
3) leider
4) die Schmerzen
5) schlafen
Übung 7:  
1) brauchen / Medikament
2) Krankenhaus / Bein ... Unfall
3) Apotheke / Körper / Muskelkater
4) Gesicht
Übung 8:  
Ich habe das Rätsel gelöst.
Hausaufgaben überprüfen

Slide 26 - Slide

NEUE HAUSAUFGABEN

Slide 27 - Slide

Bis Freitag!

Slide 28 - Slide