What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal Actief thema 4 les 4
Taal Actief thema 4 les 4
Tegenwoordige tijd: tt
Verleden tijd: vt
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Taal Actief thema 4 les 4
Tegenwoordige tijd: tt
Verleden tijd: vt
Slide 1 - Slide
Welke 2 woorden passen er bij de tijd die nu is?
A
de toekomst
B
de verleden tijd
C
de tegenwoordige tijd
D
het heden
Slide 2 - Quiz
Jos roept zijn broer.
Wat is het werkwoord?
A
zijn
B
Jos
C
roept
D
broer
Slide 3 - Quiz
Jos roept zijn broer.
welke tijd is roept?
A
Toekomstige tijd
B
Verleden tijd: vt
C
Oertijd
D
tegenwoordige tijd: tt
Slide 4 - Quiz
Jos roept zijn broer.
Wat is het hele werkwoord van roept?
A
roepen
B
riepen
C
roep
D
roept
Slide 5 - Quiz
Hij dronk een glas melk.
Schrijf het werkwoord op
Slide 6 - Open question
Hij dronk een glas koude melk.
Is dronk tegenwoordige tijd: tt of verleden tijd: vt?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
succescriteria:
- Tegenwoordige tijd = nu, tijd moet nog komen
tt
- Verleden tijd = tijd die al geweest is
vt
- Ik kijk naar het werkwoord
- Ik kijk naar andere woorden over tijd
Slide 9 - Slide
Ik vraag het straks aan mijn moeder.
Schrijf het werkwoord op
Slide 10 - Open question
Ik vraag het straks aan mijn moeder.
Deze zin staat in de ..
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 11 - Quiz
Zij spelen nu in de tuin.
Is dit tegenwoordige tijd: tt of verleden tijd: vt?
Slide 12 - Open question
Zij spelen nu in de tuin.
Dit is de tegenwoordige tijd; door welke 2 woorden weet je dit?
Slide 13 - Open question
Gisteren maakte ik een mooi doelpunt. Deze zin staat in de vt. Door welke 2 woorden weet je dat:
A
doelpunt
B
ik
C
maakte
D
gisteren
Slide 14 - Quiz
De zus van mijn moeder komt op bezoek.
Deze zin staat in de ...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 15 - Quiz
Het eten smaakte me niet.
Schrijf het werkwoord op. Zet erachter tt of vt.
Slide 16 - Open question
Vandaag vier ik mijn verjaardag.
Schrijf het werkwoord op. Zet erachter tt of vt.
Slide 17 - Open question
Mijn buurvrouw gaf een feest.
Schrijf het werkwoord op. Zet erachter tt of vt.
Slide 18 - Open question
Zij woont naast ons.
Schrijf het werkwoord op. Zet erachter tt of vt.
Slide 19 - Open question
De koekjes smaakten toen heerlijk.
Schrijf het werkwoord op. Zet erachter tt of vt.
Slide 20 - Open question
Nu smullen maar!
Schrijf het werkwoord op. Zet erachter tt of vt.
Slide 21 - Open question
More lessons like this
Taal Actief thema 4 les 4
January 2023
- Lesson with
21 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taal Actief thema 4 les 5
December 2022
- Lesson with
19 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
April 2018
- Lesson with
27 slides
by
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Spelling persoonsvorm in de tt
June 2019
- Lesson with
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling
January 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
October 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
Werkwoorden v.t. t.t.
February 2022
- Lesson with
22 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Werkwoorden v.t. t.t.
December 2022
- Lesson with
26 slides
Taal
Basisschool
Groep 5