Taal Actief thema 4 les 5

Taal Actief thema 4 les 5
1 / 19
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal Actief thema 4 les 5

Slide 1 - Slide

Daar maak ik geen geheim van.
Welke 2 zinnen passen bij deze uitspraak?
A
Dat mag iedereen weten
B
Dat mogen sommige mensen weten.
C
Ik schaam me er niet voor.
D
Ik schaam me ervoor.

Slide 2 - Quiz

In de loop van de week maak ik mijn huiswerk.
Wat betekent in de loop van?
A
Aan het eind van
B
Tijdens, na een tijdje.
C
Ik heb er geen tijd voor.
D
Ik kijk wel hoe het loopt.

Slide 3 - Quiz

Welke 2 woorden passen er bij de tijd die nu is?
A
de toekomst
B
de verleden tijd
C
de tegenwoordige tijd
D
het heden

Slide 4 - Quiz

de oorlog

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

succescriteria:
- Ik kan het werkwoord vinden (vragend maken)
- Ik weet dat het werkwoord verschillende vormen heeft.
- Ik weet: hele werkwoord = wij-vorm

Slide 7 - Slide

Jos roept zijn broer.
Wat is het werkwoord?
A
zijn
B
Jos
C
roept
D
broer

Slide 8 - Quiz

Het hele werkwoord is hetzelfde als de ....
A
ik-vorm
B
jij-vorm
C
hij-vorm
D
wij-vorm

Slide 9 - Quiz

Jos roept zijn broer.
Wat is het hele werkwoord van roept?
A
roepen
B
riepen
C
roep
D
roept

Slide 10 - Quiz

Schrijf het hele werkwoord op van zorgt.

Slide 11 - Open question

Ik drink een glas koude melk.
Schrijf het hele werkwoord op.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

succescriteria:
- Tegenwoordige tijd = nu, tijd moet nog komen tt
- Verleden tijd = tijd die al geweest is vt
- Ik kijk naar het werkwoord
- Ik kijk naar andere woorden over tijd

Slide 14 - Slide

Ik weet of een zin in de tt of de vt staat.
Wat is geen succescriteria?
A
Ik weet dat de tt vertelt wat nu gebeurt.
B
Ik weet dat de vt vertelt wat in het verleden gebeurde.
C
Ik weet dat je een zin in een andere vorm moet zetten.
D
Ik weet dat ik naar het werkwoord moet kijken.

Slide 15 - Quiz

Ik vraag het straks wel aan mijn moeder.
Deze zin staat in de ..
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 16 - Quiz

Gisteren maakte ik een mooi doelpunt. Deze zin staat in de vt. Dat weet je door de woorden:
A
doelpunt
B
ik
C
maakte
D
gisteren

Slide 17 - Quiz

De zus van mijn moeder komt op bezoek.
Deze zin staat in de ...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 18 - Quiz

Het eten smaakte me niet.
Schrijf het werkwoord op. Zet erachter tt of vt.

Slide 19 - Open question