This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Taalcompleet A1 thema 5
De dokter
Slide 1 - Slide
Les 5.1: hoofd, schouders, knie en teen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Oefenen in je boek:
Maak opdracht zelf:
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
We maken samen:
---
Praat samen:
---
Slide 4 - Slide
Les 5.2: Schou-der
Slide 5 - Slide
Oefenen in je boek:
We kijken samen naar de video:
Maak opdracht zelf:
---
We maken samen:
10, 11, 12
Praat samen:
---
Slide 6 - Slide
Les 5.3: Oren, ogen en neus
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Oefenen in je boek:
Maak opdracht zelf:
14, 15, 16, 17, 18, 19, 20
We maken samen:
22
Praat samen:
Slide 9 - Slide
Les: 5.4/5.6/5.10
03 maart 2025
Slide 10 - Slide
Het meervoud
5.4: Voet-voeten
5.6: Been- benen, huis-huizen
5.10: Dokter-dokters
Slide 11 - Slide
5.4 Voet - voeten
Zo maak je het meervoud:
één voet - twee voeten
één wang - twee wangen
één arm - twee armen
één tand - tien tanden
Je maakt het meervoud vaak met -en
Slide 12 - Slide
Let op: woorden met een korte klank!
één pan - vier pannen
één lip - twee lippen
één zus - vijf zussen
één bed - drie bedden
Heeft het enkelvoud een klinker met daarna één medeklinker?
Je schrijft het meervoud met twee medeklinkers.
Het enkelvoud en het meervoud hebben een korte klank.
Slide 13 - Slide
Wat is het meervoud van het bord?
Slide 14 - Open question
Wat is het meervoud van de taart?
Slide 15 - Open question
Wat is het meervoud van de kip?
Slide 16 - Open question
Wat is het meervoud van de hand?
Slide 17 - Open question
5.6: Been-benen
Heeft het enkelvoud twee dezelfde klinkers met daarna één medeklinker? Eén klinker gaat weg in het meervoud. Het enkelvoud en het meervoud hebben een lange klank.
één been - twee benen
één oog - twee ogen
één muur - vier muren
één raam - vijf ramen
Slide 18 - Slide
Let op! de -f en de -s
- Is de laatste letter een f ? Je schrijft het meervoud met een v.
één neef - twee neven
één vijf - vijf vijven
- Is de laatste letter een s ? Je schrijft het meervoud met een z :
één huis - vier huizen
één prijs - drie prijzen
Slide 19 - Slide
Wat is het meervoud van de straat?
Slide 20 - Open question
Wat is het meervoud van de school?
Slide 21 - Open question
Wat is het meervoud van de brief?
Slide 22 - Open question
Wat is het meervoud van de doos?
Slide 23 - Open question
5.10 Dokter - dokters
Soms maak je het meervoud anders. Heeft een woord twee of meer lettergrepen? Na -e, -el, -en en -er schrijf je een -s in het meervoud.
één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
één jongen - drie jongens
één dokter - vier dokters
Slide 24 - Slide
Wat is het meervoud van de winkel?
Slide 25 - Open question
Wat is het meervoud van het ijsje?
Slide 26 - Open question
Wat is het meervoud van de badkamer?
Slide 27 - Open question
Wat is het meervoud van de oven?
Slide 28 - Open question
Wat is het meervoud van de jongen?
Slide 29 - Open question
Wat is het meervoud van de vinger?
Slide 30 - Open question
nu alles door elkaar
Slide 31 - Slide
tafel
A
tafels
B
tafelen
C
tafellen
D
tafen
Slide 32 - Quiz
badkamer
A
badkameren
B
badkamerren
C
badkamers
D
baddenkamer
Slide 33 - Quiz
vliegtuig
A
vliegtuigs
B
vliegtuigen
C
vliegtuiggen
D
vliegentuig
Slide 34 - Quiz
bus
A
busen
B
bussen
C
buss
D
buzen
Slide 35 - Quiz
druif
A
druifs
B
druifen
C
druiffen
D
druiven
Slide 36 - Quiz
trap
A
traps
B
trapen
C
trappen
D
trabben
Slide 37 - Quiz
kaas
A
kaasen
B
kaazen
C
kasen
D
kazen
Slide 38 - Quiz
5.6: Oefenen in je boek:
Maak opdracht zelf:
42-43
We maken samen:
40-41
Praat samen:
Slide 39 - Slide
Les 5.7: Naar de dokter
Slide 40 - Slide
5.7: Oefenen in je boek:
We kijken samen naar de video en lezen daarna de tekst en nieuwe woorden