This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
KOSTPRIJS
Slide 1 - Slide
Wat zijn vaste kosten?
A
Kosten die veranderen met de productie
B
Kosten die altijd hetzelfde blijven
C
Kosten die per eenheid stijgen
D
Kosten die dalen als de productie stijgt
Slide 2 - Quiz
Welke formule gebruik je om de kostprijs per eenheid te berekenen?
A
Vaste kosten / Aantal eenheden
B
Variabele kosten / Aantal eenheden
C
Opbrengst – Kosten
D
Totale kosten / Aantal eenheden
Slide 3 - Quiz
Welke van deze kosten zijn variabel?
A
Huur van een fabriek
B
Lonen van vaste medewerkers
C
Grondstoffen voor productie
D
Afschrijvingen van machines
Slide 4 - Quiz
Wat gebeurt er met de gemiddelde kostprijs als je meer produceert en de vaste kosten gelijk blijven?
A
De kostprijs stijgt
B
De kostprijs daalt
C
De kostprijs blijft hetzelfde
D
De variabele kosten stijgen
Slide 5 - Quiz
Wat is de formule voor de break-even productiehoeveelheid?
A
TO = TK
B
TO = TVK
C
TK = TVK + Vaste kosten
D
Totale vaste kosten / (Verkoopprijs – Variabele kosten per eenheid)
Slide 6 - Quiz
Wat gebeurt er als de verkoopprijs lager is dan de kostprijs?
A
Het bedrijf maakt winst
B
Het bedrijf maakt verlies
C
De variabele kosten stijgen
D
De break-even afzet wordt bereikt
Slide 7 - Quiz
Waarom is het break-evenpunt belangrijk voor een bedrijf?
A
Het toont wanneer een bedrijf winstgevend wordt
B
Het bepaalt de maximale verkoopprijs
C
Het toont het aantal verkochte producten
D
Het laat de variabele kosten zien
Slide 8 - Quiz
Een bedrijf verkoopt een product voor €10. De variabele kosten per eenheid zijn €4 en de totale vaste kosten zijn €12.000. Hoeveel stuks moet het verkopen om break-even te draaien?
A
1200
B
2000
C
3000
D
4000
Slide 9 - Quiz
6. Wat gebeurt er als een bedrijf te veel vaste kosten heeft en te weinig producten verkoopt?