Herhalingsles zinsontleden

Pitch over je gelezen boek
 
duur: minimaal 3 minuten (max 4 minuten)
hulpmiddel: PowerPoint, Prezi (7-10 dia's), poster.  

beoordeling: docent (O-V-G)
Uitslag nadat iedereen geweest is!

 

Inhoudscriteria  

Je noemt de auteur en de titel. 

Je vertelt kort en krachtig waar jouw boek over gaat (zonder de afloop bekend te maken!!). 

Je vertelt iets over de thematiek die terugkomt: liefde, ruzie, vertrouwen, oorlog, sport, vriendschap, ontvoering, drama etc. 

Je vertelt iets over het karakter van de hoofdpersoon en het uiterlijk. 

Je kiest een bijzondere zin óf een kort fragment uit het boek en vertelt waarom dit leuk/interessant/bijzonder/mooi is. 

Je vertelt wat dit boek bijzonder maakt en waarom je dit boek aanraadt of je vertelt waarom je dit boek niet zo goed vindt en dus afraadt. (noem twee duidelijke redenen met argumenten en gebruik voorbeelden uit het boek). Alleen ‘leuk’ is niet voldoende. 

Je voegt een leuke foto van jezelf toe met je leesboek.  

Vormcriteria  

Je presentatie duurt minimaal 5 en maximaal 6 minuten  

Je presentatiemiddel ziet er verzorgd uit 

Je staat zelfverzekerd voor de groep 

Je vertelt alles uit je hoofd 

Je probeert de doelgroep te enthousiasmeren/overtuigen 

Je bent goed verstaanbaar  

Je maakt oogcontact met de groep 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Pitch over je gelezen boek
 
duur: minimaal 3 minuten (max 4 minuten)
hulpmiddel: PowerPoint, Prezi (7-10 dia's), poster.  

beoordeling: docent (O-V-G)
Uitslag nadat iedereen geweest is!

 

Inhoudscriteria  

Je noemt de auteur en de titel. 

Je vertelt kort en krachtig waar jouw boek over gaat (zonder de afloop bekend te maken!!). 

Je vertelt iets over de thematiek die terugkomt: liefde, ruzie, vertrouwen, oorlog, sport, vriendschap, ontvoering, drama etc. 

Je vertelt iets over het karakter van de hoofdpersoon en het uiterlijk. 

Je kiest een bijzondere zin óf een kort fragment uit het boek en vertelt waarom dit leuk/interessant/bijzonder/mooi is. 

Je vertelt wat dit boek bijzonder maakt en waarom je dit boek aanraadt of je vertelt waarom je dit boek niet zo goed vindt en dus afraadt. (noem twee duidelijke redenen met argumenten en gebruik voorbeelden uit het boek). Alleen ‘leuk’ is niet voldoende. 

Je voegt een leuke foto van jezelf toe met je leesboek.  

Vormcriteria  

Je presentatie duurt minimaal 5 en maximaal 6 minuten  

Je presentatiemiddel ziet er verzorgd uit 

Je staat zelfverzekerd voor de groep 

Je vertelt alles uit je hoofd 

Je probeert de doelgroep te enthousiasmeren/overtuigen 

Je bent goed verstaanbaar  

Je maakt oogcontact met de groep 

Slide 1 - Slide

Pitch over je gelezen boek
-Je staat zelfverzekerd voor de groep 

-Je vertelt alles uit je hoofd  (spiekbriefje is toegestaan). 

-Je probeert de doelgroep te enthousiasmeren/overtuigen 

- Je bent goed verstaanbaar  

- Je maakt oogcontact met de groep 

Slide 2 - Slide

Pitch over je gelezen boek
- auteur en de titel
- waar gaat jouw boek over (kort en krachtig!)
- genre
- karakter en het uiterlijk van de hoofdpersoon
- kies een bijzondere zin óf een kort fragment uit het boek 
  (lees voor en vertel waarom leuk/interessant is) 
- vertel wat het boek bijzonder maakt en waarom je het hebt gekozen
- NEEM HET BOEK MEE

 

Inhoudscriteria  

Je noemt de auteur en de titel. 

Je vertelt kort en krachtig waar jouw boek over gaat (zonder de afloop bekend te maken!!). 

Je vertelt iets over de thematiek die terugkomt: liefde, ruzie, vertrouwen, oorlog, sport, vriendschap, ontvoering, drama etc. 

Je vertelt iets over het karakter van de hoofdpersoon en het uiterlijk. 

Je kiest een bijzondere zin óf een kort fragment uit het boek en vertelt waarom dit leuk/interessant/bijzonder/mooi is. 

Je vertelt wat dit boek bijzonder maakt en waarom je dit boek aanraadt of je vertelt waarom je dit boek niet zo goed vindt en dus afraadt. (noem twee duidelijke redenen met argumenten en gebruik voorbeelden uit het boek). Alleen ‘leuk’ is niet voldoende. 

Je voegt een leuke foto van jezelf toe met je leesboek.  

Vormcriteria  

Je presentatie duurt minimaal 5 en maximaal 6 minuten  

Je presentatiemiddel ziet er verzorgd uit 

Je staat zelfverzekerd voor de groep 

Je vertelt alles uit je hoofd 

Je probeert de doelgroep te enthousiasmeren/overtuigen 

Je bent goed verstaanbaar  

Je maakt oogcontact met de groep 

Slide 3 - Slide

Zinsontleden
  1. Zinsdelen
  2.  Persoonsvorm
  3.  Onderwerp
  4.  Gezegde
  5.  Lijdend voorwerp

Slide 4 - Slide

Stukjes van de zin die altijd bij elkaar horen
- ze hebben samen één functie in de zin:

- Wie (doet iets)
- Wat (doet iets)
- Waarmee ( doet iemand iets)
- Voor wie (doet iemand iets)
- Waar, Wanneer, Hoe, Waarom (doet iemand iets)

Zinsdelen

Slide 5 - Slide

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

  1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
  2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
  3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
  4. Daarna ga je met de zin puzzelen: wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Slide 6 - Slide

Mijn nichtjes en ik / hebben / gisteren / bij Jim / een taart / gebakken / voor oma.

Slide 7 - Slide

Mijn nichtjes en ik / hebben / gisteren / bij Jim / een taart / gebakken / voor oma.
Gisteren / hebben / mijn nichtjes en ik / bij Jim / een taart / gebakken / voor oma.

Slide 8 - Slide

Mijn nichtjes en ik / hebben / gisteren / bij Jim / een taart / gebakken / voor oma.
Gisteren / hebben / mijn nichtjes en ik / bij Jim / een taart / gebakken / voor oma.
Voor oma / hebben / mijn nichtjes en ik / bij Jim / een taart / gebakken.

Slide 9 - Slide

Mijn nichtjes en ik / hebben / gisteren / bij Jim / een taart / gebakken / voor oma.
Gisteren / hebben / mijn nichtjes en ik / bij Jim / een taart / gebakken / voor oma.
Voor oma / hebben / mijn nichtjes en ik / bij Jim / een taart / gebakken.
Bij Jim / hebben / mijn nichtjes en ik / voor oma / een taart / gebakken.

Slide 10 - Slide

"Ik raad je in dit geval een open vliegticket aan."
Verdeel de zin in zinsdelen.

Slide 11 - Open question

Welke twee manieren zijn de beste manieren om de persoonsvorm uit de zin te halen?

Slide 12 - Open question

Ik raad je in dit geval een open vliegticket aan.
Wat is de pv?

Slide 13 - Open question

"In het nieuwe nummer van Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst laten opnemen."

Wat is de persoonsvorm?

Slide 14 - Open question

Waar of niet waar:
Het onderwerp van een zin moet altijd een persoon zijn.

Slide 15 - Open question

"In het nieuwe nummer van Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst laten opnemen."

Wat is het onderwerp?

Slide 16 - Open question

"Mijn beste vrienden wonen aan de andere kant van de stad."
Wat is het onderwerp?
A
Beste vrienden
B
De stad
C
Mijn beste vrienden
D
De andere kant van de stad

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze zin:
"Gisteren heeft Tara de dure vaas op de grond laten vallen."
A
Heeft
B
De dure vaas
C
Tara
D
Gisteren

Slide 18 - Quiz

"Hoeveel weken zit jij al op school?"
Wat is het onderwerp van deze zin?
A
School
B
Weken
C
Jij
D
Al op school

Slide 19 - Quiz

"Volgens de woordvoerder van PostNL kunnen postbodes heel goed als wijkbewaker optreden."

Wat is het gezegde?

Slide 20 - Open question

Wat is het gezegde bij deze zin:
"Vorige week heb ik vijf kilometer gewandeld."
A
Heb
B
Heb gewandeld
C
Heb ik gewandeld
D
Vorige week

Slide 21 - Quiz

Ik raad je in dit geval een open vliegticket aan.
Wat is het gezegde?

Slide 22 - Open question

Lijdend voorwerp
Een lijdend voorwerp komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt', dus als het ware 'lijdt'. 

Regel: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel;
Regel: in een zin met een naamwoordelijk gezegde komt nooit een lijdend voorwerp voor.

Slide 23 - Slide

LV?
Onze buurjongen gaf zijn bioscoopkaartje aan zijn zus.

Slide 24 - Open question

LV?
Aan de kleurboeken hebben de makers inmiddels veel geld verdiend.

Slide 25 - Open question

LV?
Hebben zijn ouders Frank een heel dure sterrenkijker gegeven vanwege zijn hobby?

Slide 26 - Open question

Wie ruimt na de les het lokaal op voor de docent?
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 27 - Open question

"Een groep deelnemers van de klimaatvergadering heeft de voorzitter een voorstel voor het tegengaan van luchtvervuiling gemaild."
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Huiswerk
Taalverzorging
1.2 Zinsdelen
Opdracht 1 t/m 5

Slide 30 - Slide