2.4 en 2.5 'Snelcursus'

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Snelcursus 2.4 en 2.5
- Kweken van weefsels
- Bacteriën, schimmels en planten 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Snelcursus 2.4 en 2.5
- Kweken van weefsels
- Bacteriën, schimmels en planten 

Slide 1 - Slide

Doel 2.4 en 2.5
2.4 (Kweken van cellen en organen)
- Je weet wat stamcellen zijn
- Je leert enkele toepassingen van de biotechnologie 

2.5 (Cellen van bacteriën, schimmels en planten)
- Je leert een aantal kenmerken van bacteriën, schimmels en plantencellen.
Je leert de functie van glucose als bouwstof en reservestof
- Je leert de BiNaS te gebruiken voor de kenmerken van de vier rijken.

Slide 2 - Slide

Stamcellen
Vanuit één bevruchte eicel
ontstaat een heel mens
met verschillende typen
cellen. Dit gebeurt in 
stappen. 

Slide 3 - Slide

Stamcellen

Slide 4 - Slide

Weefselstamcellen
Die weefselstamcellen blijven je
hele leven delen en nieuwe
weefselcellen vormen. 
De stamcellen differentieren
niet verder. De gevormde
weefselcellen wel.

Slide 5 - Slide

Biotechnologie
Belangrijk voor:
  • Genezen van ziekten
  • Verbeteren van gewassen

Slide 6 - Slide

Suikerziekte
Type I - Slecht werkende 'eilandjes van Langerhans' in alvleesklier.
Geen insuline => suiker in het bloed kan niet goed gereguleerd worden, soms heel hoog, soms heel laag.

Biotechnologie biedt twee oplossingen:
- Insuline spuiten die door iets anders is aangemaakt
- Nieuwe alvleesklier maken

Slide 7 - Slide

Insuline maken

Door een bacterie aan te passen (genetische modificatie) kun je een bacterie maken die insuline produceert.

Gelukkig is er voor deze modificatie een BiNaS-tabel: 71M.

Slide 8 - Slide

Insuline maken
Bacterien bevatten kleine cirkel-
vormige stukken DNA: plasmides.
Daar kun je een gen in plaatsen
van bijvoorbeeld de mens. De
bacterie gaat dan het eiwit
maken dat door dat gen gecodeerd
wordt. Bijvoorbeeld insuline-gen!

Slide 9 - Slide

Nieuwe alvleesklier
Transplantatie van een 'vreemde'
alvleesklier kan problemen
geven met afstoting.

Met weefseltechnologie kunnen
artsen de stamcellen van de patient
voorzien van een werkend insuline-gen
en terugplaatsen. Deze cellen gaan dan
werkende alvleeskliercellen maken door te delen.

Slide 10 - Slide

Leg in eigen woorden uit wat genetische modificatie betekent

Slide 11 - Open question

Paragraaf 2.5
Planten, bacteriën en schimmels

Slide 12 - Slide

Elk rijk andere cellen...
Dieren kennen we nu al.

Slide 13 - Slide

Niet elk rijk heeft dezelfde organellen
'Moet ik uit mijn hoofd kennen welke organellen elk rijk heeft?'

Een cel van alle rijken staat in de BiNaS (78 en 79ABC) met de organellen die ze hebben. Dus geen stress.

Je moet natuurlijk van de organellen wel de functie kennen!

Slide 14 - Slide

Vier rijken - celkenmerken

Slide 15 - Slide

Vier rijken - celkenmerken
Autotroof: maakt zelf organische stoffen
Heterotroof: organische stoffen uit andere organismen

Slide 16 - Slide

Vier rijken - celkenmerken
Prokaryoot: zonder celkern
Eukaryoot: met celkern

Slide 17 - Slide

Planten, bacteriën en schimmels
- Kijk bij elke cel goed wat voor organellen erin zitten.
- Kijk tegelijk in de BiNaS bij tabel 78/79ABC of je dezelfde onderdelen als in de LessonUp kan herkennen.

Aan het eind staan een paar 'controlevragen'.

Slide 18 - Slide

Planten
Komt ook in
een dierencel
voor
Welke organellen
hebben planten
wel, maar dieren
niet? 

Slide 19 - Slide

Plantencellen 
Celwand: extracellulaire laag, meestal gemaakt van cellulose.
 
Geeft de plantencel vorm en stevigheid.

--> veel steviger dan alleen membraan

Slide 20 - Slide

Plantencellen 
(Centrale) vacuole:
grote blaas (membraan) met water en opgeloste stoffen (soms kleurstoffen, bijv paars)

Slide 21 - Slide

Plantencellen 
Bladgroenkorrels/ chloroplasten: hier vindt fotosynthese plaats (aanmaak van glucose met water en CO2).
Groene plastide (gekleurde organellen).

Slide 22 - Slide

Plantencellen 
Andere plastiden: Amyloplasten: opslag zetmeel
Chromoplasten: kleurstofkorrels (geel - rood)

Plastiden kunnen in het leven van een plant veranderen van de één naar de ander

Slide 23 - Slide


A
Chloroplast naar amyloplast
B
Chromoplast naar chloroplast
C
Chloroplast naar chromoplast
D
Amyloplast naar chromoplast

Slide 24 - Quiz


A
Chloroplast naar amyloplast
B
Chromoplast naar chloroplast
C
Chloroplast naar chromoplast
D
Amyloplast naar chloroplast

Slide 25 - Quiz

Planten: Autotroof en eukaryoot

Slide 26 - Slide

Bacteriecellen 
DNA:
cirkelvormig DNA vrij in het cytoplasma

Slide 27 - Slide

Bacteriecellen 
Plasmide:
Naam van klein cirkelvormig DNA-molecuul

Slide 28 - Slide

Bacteriecellen 
Celwand:
Altijd aanwezig bij bacteriën

Slide 29 - Slide

Bacteriecellen 
Kapsel:
Bescherming tegen afweerstoffen, niet altijd aanwezig

Slide 30 - Slide

Bacteriecellen 
Flagellen:
Zweepstaarten voor voortbeweging

Slide 31 - Slide

Bacteriën: Prokaryoot

Slide 32 - Slide

Schimmelcellen
Celwand (gemaakt van chitine), vacuole.
(kijk naar 3.1 hoe schimmels zichzelf voortplanten!)

Slide 33 - Slide

Eencellige schimmels: gist!
Bij de afbraak van glucose (buiten de mitochondriën) produceren ze alcohol en CO2.
Hierdoor wordt brood luchtig 
en krijgen bier en wijn hun alcohol.

Slide 34 - Slide

Meercellige schimmels

Veel schimmels zijn detrivoren -->
ze eten dood organisch materiaal.

Slide 35 - Slide

Meercellige schimmels: paddenstoelen
Paddenstoelen zijn de vruchtlichamen (sporenvormers/ verspreiders) van schimmels.
 
Het grootste deel van het organisme bevindt zich onder de grond (schimmeldraden)

Slide 36 - Slide

Schimmels: Heterotroof en eukaryoot

Slide 37 - Slide

Een gegeven cel heeft een celmembraan, een celwand, maar geen celkern.

Uit welk rijk komt deze cel?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 38 - Quiz

In een tekst wordt gesproken over een autotroof organisme. Uit welke rijken kan dit organisme sowieso NIET zijn?

Slide 39 - Open question

Een mitochondrium is, net als bladgroenkorrels, een plastide.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz