This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom
timer
5:00
Socialiseren
Telefoon in de koffer, jas aan de kapstok.
Op tafel: Leesboek, schrift, pen, laptop (dicht)
Slide 1 - Slide
Lesopbouw
Vandaag:
Samen lezen
Praten over het fragment
Uitleg Hoofdstuk 2: Tegenwoordige en verleden tijd persoonsvorm
Zelfstandig werken
Evalueren
Slide 2 - Slide
Lezen
400 brieven
timer
8:00
Slide 3 - Slide
Leerdoel
Leerdoel:
Aan het eind van de les kan jij persoonsvormen in de tegenwoordige tijd en persoonsvormen in de verleden tijd correct spellen.
Slide 4 - Slide
Inloggen in deze LessonUp
Slide 5 - Slide
Uitleg persoonsvorm:
Slide 6 - Slide
Uitleg t.t. en v.t. spellen:
Lees de zinnen en beantwoord daarna de vraag.
a Nederland, België en Duitsland grenzen aan elkaar op het drielandenpunt in Vaals.
b De grenzen van het stuk grond werden vastgelegd door het kadaster.
Zin a staat in de vt/tt?
Zin b staat in de vt/tt?
Slide 7 - Slide
apps.noordhoff.nl
Slide 8 - Link
Uitleg tegenwoordige tijd
Slide 9 - Slide
Uitleg verleden tijd
Sterke werkwoorden veranderen van klank. Je schrijft ze zo kort mogelijk. Bijvoorbeeld: ik kocht, mijn vrienden vonden, de collega’s bedachten, Tommie werd.
Slide 10 - Slide
Toepassen
Mijn oma moppert over het weer.
Vul in: onderwerp, persoonsvorm, hele werkwoord en de ik-vorm.
pv =
o =
hele ww =
ik-vorm =
moppert
Mijn oma
mopperen
mopper
Slide 11 - Slide
Toepassen
Bekijk de zinnen. In welke zin moet je de verleden tijd van een sterk werkwoord invullen?
1. Wie (bepalen - tt) welke positie je in het team krijgt?
2. Voor de feestavond gisteren (verkleden - vt) alle leerlingen zich als zombies.
3. (Koken - tt) jij weleens voor je broertjes en zusjes?
4. Lonneke (binden – vt) de boot stevig vast aan de boom.
Zin 4 = bond. Sterk, want verandert van klank
Slide 12 - Slide
Toepassen
Slide 13 - Slide
Zelfstandig werken
*Je maakt Taalverzorging/ hoofdstuk 2: t.t. en v.t. persoonsvorm
*Je maakt opdrachten 1 t/m 4
*Opdrachten hoofdstuk 1 af (leestekens)?
timer
15:00
Slide 14 - Slide
Wat (moeten - tt) je doen bij een aanval door een haai? Of een beer? Of een ratelslang? De Amerikaanse Dylan (overleefde - vt) alle drie! Hij (worden - vt) aangevallen door een haai tijdens het bodyboarden, een beer (verwonden - vt) hem tijdens het kamperen en een ratelslang (bijten - vt) hem tijdens een wandeling. Aan de krant (vertellen - tt) Dylan: 'Ik ben blij dat ik nog leef!' Je (geloven - tt) dit verhaal bijna niet. Ik (vinden - tt) het een bizar toeval!
Vul je juiste persoonsvormen in. (woorden tussen haakjes)
Slide 15 - Open question
Evaluatie Wat was het lesdoel? Hoe gingen de opdrachten? Wat ging goed en wat vond je nog lastig?