Werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Grammatica

Wat zijn werkwoorden?

Werkwoorden (ww)

Een werkwoord is een woordsoort.

De afkorting van werkwoord is WW.

In een zin staat ten minste één werkwoord.

Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt:

- wat iets of iemand doet,

- wat iets of iemand overkomt

- wat er is gebeurd.

Werkwoorden

Een werkwoord is een woordsoort.

In een zin staat ten minste één werkwoord.

Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt of  wat er is gebeurd.

Werkwoorden (ww)

Een werkwoord is een woordsoort.

De afkorting van werkwoord is ww.

In een zin staat ten minste één werkwoord.

Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt 

- wat iets of iemand doet,

- wat iets of iemand overkomt

- wat er is gebeurd.

Voorbeelden van werkwoorden: 

Lopen             Zijn

Fietsen           Leren

Rennen          Eten

Koken             Voetballen

Werkwoorden

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Er zijn regels om die werkwoorden goed te schrijven.

Werkwoorden

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Er zijn regels om die werkwoorden goed te schrijven.

Dit kan aan de hand van het werkwoord 'lopen'.

Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".

Werkwoorden

Geen werkwoord

huis

goede bedoelingen

verhuizen

heb willen houden

zijn

zijn hond

Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".

Werkwoorden

Geen werkwoord

huis

rood

verhuizen

hebben

zijn

hond

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden' alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.

Werkwoord

Geen werkwoord

huis

goede

verhuizen

heb

zijn

hond

tafel

bloempje

Kopje

rood

tent

bijzonder

denken

lopen

huilen

moeten

wil

geeft

Op welke twee manieren kun je werkwoorden vinden?

Verander de zin van tijd.
Vanochtend ging ik op tijd naar school.

Verander de zin van tijd.
De minister bedankte zijn collega met een handdruk.

Maak nu de opdrachten

Cursus 5 grammatica - werkwoorden (blz. 198)

opdrachten 2-4-6-7-8-9

Klaar? Laten controleren bij mw. Holleman

Ga naar het KGT-boek en maak opdrachten

Cursus 5 grammatica - werkwoorden 

opdrachten 

Persoonsvorm

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 

De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 

De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.  

De persoonsvorm

Een soort werkwoord.

Er is altijd één persoonsvorm!

Werkwoorden (ww)

In een zin staat ten minste één werkwoord.

Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.

Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:

lachen: lach - lacht- lachen- lachte- lachten- gelachen - lachend

vallen: val - valt- vallen - viel - vielen - gevallen - vallend

Werkwoorden

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Er zijn regels om die werkwoorden goed te schrijven.

Theorie werkwoorden 

Een werkwoord is een woordsoort.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand kan doen of wat er gebeurt.

In een zin staat tenminste één werkwoord.

Er zijn werkwoorden met een onduidelijke betekenis zoals: hebben, zullen, kunnen, worden of zijn. 

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Mijn broer

had

een auto

gekocht.

Fietst

Verhuis

Opgehangen

Persoonsvorm

Geen persoonsvorm

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Janneke

is

gisteren

naar de supermarkt

geweest.

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Wie

komt

mee

naar

Walibi?

Wat is de persoonsvorm ?

De persoonsvorm

Mijn voetbal

is

gevallen

 in de sloot

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Die chick

wil

een relatie.

3 minuten

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Naty

heeft

zijn brood

gesmeerd

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Dat meisje

wil

een relatie.

3 minuten

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Mijn moeder

heeft

mijn brood

gesmeerd

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Ik

loop

naar

school.

persoonsvorm

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Mijn broer

heeft

een auto

gekocht.

Wat is de persoonsvorm in de zin?
De loempia's vliegen door de lucht.

Wat is de persoonsvorm?
'Er worden zeventien katten gevoerd.'

Tekst

Wat is de persoonsvorm?
'Tien dagen per jaar is het feest in Hengelo.'

Wat is de persoonsvorm in de zin?
'Met hoeveel mensen mogen we tegenwoordig nog feest vieren?'

Huiswerk voor vrijdag 20 sept

Maken opdracht 15, 16 en 17

Grammatica blok  1