Basis 3 Hoofdstuk 5 beweging en snelheid
1 / 17
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Hoe moet je omrekenen van km/h naar m/s?
A
delen door 3,6
B
vermenigvuldigen met 3,6
C
delen door 1000
D
vermenigvuldigen met 1000
Slide 6 - Quiz
Wat is de formule om de snelheid te berekenen
A
afstand keer tijd
B
tijd keer afstand
C
afstand gedeeld door tijd
D
tijd gedeeld door afstand
Slide 7 - Quiz
welke letter is het symbool voor snelheid?
A
S
B
V
C
T
D
A
Slide 8 - Quiz
Welke letter is het symbool voor afstand?
A
S
B
V
C
T
D
A
Slide 9 - Quiz
Een auto rijdt met een snelheid van 75 km/h. Hoeveel m/s is dit?
A
75
B
270
C
7500
D
20,8
Slide 10 - Quiz
Een auto rijdt een uur en een kwartier met een snelheid van 100 km/h. Hoeveel km legt hij af?
A
115 km
B
95 km
C
130 km
D
125 km
Slide 11 - Quiz
Johan fietst 15 km met een snelheid van 18 km/h. Hoelang doet Johan hierover?
A
0,83 uur
B
1,2 h
C
0,08 h
D
3 h
Slide 12 - Quiz
Het geluid gaat door de lucht met een snelheid van 343 m/s. Hoeveel km/h is dit?
A
1040 km/h
B
1235 km/h
C
1320 km/h
D
95 km/h
Slide 13 - Quiz
Een sprinter legt 100 m af in 10,4 sec. Wat is zijn gemiddelde snelheid
A
9,6 m/s
B
10.4 m/s
C
1040 m/s
D
104 m/s
Slide 14 - Quiz
75 minuten is hoeveel uur.
A
1.15 uur
B
1.2 uur
C
1,25 uur
D
1,30 uur
Slide 15 - Quiz
Een vliegtuig vliegt 4,5 uur met een snelheid van 900 km/h. Bereken de afstand die het vliegtuig heeft afgelegd.
A
5556 km
B
1225 km
C
2300 km
D
4050 km
Slide 16 - Quiz
Hoe snel moet je fietsen om in drie kwartier 12 km af te leggen.
A
4,5 km/h
B
16 km/h
C
9 km/h
D
26,9 km/h
